95
BEDIENING EN WERKING VAN DE AIRCONDITIONER
Beveiligingsinterval van 3 minuten
Het beveiligingsinterval van 3 minuten voorkomt dat de airconditioner binnen 3 minuten na een
stroomonderbreking opnieuw ingeschakeld kan worden
Stroomonderbreking
Bij een stroomonderbreking zal het apparaat volledig worden uitgeschakeld.
• Om het apparaat opnieuw te starten drukt u op de toets START/STOP op de afstandsbediening.
• Door bliksem of de aanwezigheid van een werkende mobiele telefoon kan het apparaat defect raken. Schakel
de hoofdschakelaar of de onderbrekerschakelaar uit en vervolgens weer in. Om het apparaat opnieuw te
starten drukt u op de toets START/STOP op de afstandsbediening.
Verwarmingskarakteristieken
Voorverwarmen
De airconditioner zal niet onmiddellijk nadat deze ingeschakeld is, warme lucht leveren. De warme lucht wordt
pas na ongeveer 5 minuten uitgeblazen als de warmtewisselaar van de binnenunit is opgewarmd.
Warmeluchtregeling (bij verwarmen)
Wanneer de temperatuur in de ruimte de ingestelde temperatuur bereikt, wordt de snelheid van de ventilator
automatisch aangepast om tocht te voorkomen. Op dat moment zal de buitenunit stoppen.
ONTDOOIEN
Als de buitenunit tijdens verwarmen bevriest, zal de functie ontdooien automatisch (gedurende ongeveer 2 tot 10
minuten) worden ingeschakeld om de verwarmingscapaciteit op peil te houden.
• De ventilatoren van zowel de binnen- als de buitenunit stoppen tijdens ontdooien.
• Tijdens ontdooien zal dooiwater ontstaan op de bodemplaat van de buitenunit
Verwarmingscapaciteit
Bij verwarmen wordt de warmte van buiten geabsorbeerd en in de ruimte weer afgegeven. Deze manier van
verwarmen wordt een warmtepompsysteem genoemd. Als de buitenluchttemperatuur te laag is, verdient het
aanbeveling om aanvullende verwarmingsapparatuur te gebruiken in combinatie met de airconditioner.
Let op sneeuwafzetting op en bevriezing van de buitenunit
• In gebieden met veel sneeuw zal de luchtinlaat en de luchtuitlaat van de buitenunit vaak bedekt zijn met sneeuw
of zelfs bevroren zijn. Als de sneeuw of het ijs op de buitenunit niet verwijderd wordt kan de machine defect
raken of de verwarmingscapaciteit afnemen.
• Let in koude gebieden op de afvoerslang zodat deze het water goed afvoert en er geen water in kan
achterblijven (dat zou kunnen bevriezen). Als het water in de afvoerslang bevriest kan de machine defect raken
of de verwarmingscapaciteit afnemen.
Gebruikscondities voor de airconditioner
Gebruik de airconditioner, voor optimale prestaties, alleen onder de volgende temperatuurscondities:
Als de airconditioner wordt gebruikt buiten de hierboven genoemde condities, is het mogelijk dat de beveiligingen
van het apparaat geactiveerd worden.
Koelen
Drogen
Verwarmen
Buitenluchttemperatuur
: –15 °C tot 43 °C
Kamertemperatuur
: 21 °C tot 32°C (droge bol),
15 °C tot 24 °C (natte bol)
LET OP
Relatieve luchtvochtigheid in de ruimte – lager dan 80 %. Als de airconditioner bij
temperaturen buiten deze bereiken wordt gebruikt, kan condensvorming optreden.
Buitenluchttemperatuur
: 15 °C tot 43 °C (Maximale temperatuur van de aanzuiglucht 46 °C)
Kamertemperatuur
: 17 °C tot 32 °C
Buitenluchttemperatuur
: –15°C tot 15°C (natte bol)
Kamertemperatuur
: 15°C tot 28°C (droge bol)