textiel bevinden, mits dit op de contactpunten goed vochtig
is.
Bevestig de borstband met behulp van het elastische bandje
onder de borstspier. De band moet zo strak zitten dat de
elektroden op hun plaats blijven tijdens de training. Zorg er
wel voor dat de band de ademhaling niet kan bemoeilijken.
LET OP! Indien de elektroden niet bevochtigd zijn komt
het signaal niet door.
Als u een droge huid heeft kan het zijn dat u de elektroden
na enige tijd opnieuw moet bevochtigen.
Nadat u de elektroden heeft aangebracht dient u deze enige
tijd op temperatuur te laten komen.
De hartslagzender zendt de gemeten hartslag automatisch
naar de ontvanger, over een afstand van ten hoogste 1
meter.
LET OP! Indien in de nabijheid ook andere draadloze
hartslagmeters gebruikt worden dient hun onderlinge
afstand minstens 1,5 meter te bedragen.
Indien er één ontvanger, maar meerdere zenders aanwezig
zijn, mag zich tijdens de meting slechts één persoon met
zender binnen het bereik van de ontvanger bevinden.
De zender houdt op te werken wanneer u deze van uw huid
afhaalt. Om storingen te voorkomen is het aan te bevelen om
de zender na gebruik zorgvuldig af te drogen.
Als u niet weet wat uw maximale hartslag is, is het goed om
deze door een arts te laten vaststellen. Als globale richtlijn
kunt u echter de volgende formule gebruiken.
VOOR VROUWEN: LEEFTIJDSGEBONDEN MAXIMALE
HARTSLAG = 226 minus DE LEEFTIJD.
VOOR MANNEN : LEEFTIJDSGEBONDEN MAXIMALE
HARTSLAG = 220 minus DE LEEFTIJD.
3. HET AFSTELLEN VAN DE BAND
Houd tijdens het gebruik in de gaten of de band goed blijft
lopen. Indien de band afstelling behoeft, wacht hier dan niet
mee tot na de training maar voer dit direct uit.
3.1. HET CENTREREN VAN DE BAND
De band dient altijd in het midden van de trainer te lopen.
Indien de looptrainer op een egale ondergrond staat en de
band op de juiste spanning is zal het over het algemeen niet
nodig zijn om de band te centreren. Het kan echter zijn dat
als gevolg van een bijzondere loopstijl (waarbij bijvoorbeeld
het gewicht ongelijk verdeeld wordt) de band enigszins uit
het midden raakt. Indien dit gebeurt dient u als volgt te
handelen.
1.
Schakel de trainer in via de hoofdschakelaar en
laat de band lopen met een snelheid van
ongeveer 5 km/u (3 mph).
2.
Indien de band naar links trekt, draai dan de linker
inbusbout achter op De trainer 1/8 slag met de
klok mee en de rechter inbusbout 1/8 slag tegen
de klok in.
3.
Indien de band naar rechts trekt, draai dan de
rechter inbusbout achter op De trainer 1/8 slag
met de klok mee en de linker inbusbout 1/8 slag
tegen de klok in.
LET OP! Het afstellen dient met de nodige
voorzichtigheid te gebeuren daar een achtste slag
al aanzienlijke gevolgen heeft voor de loop van de
band. Draai de inbusbouten dus met maximaal 1/
8 slag met de klok mee of tegen de klok in.
Controleer elke keer het gevolg hiervan.
4.
De band is correct afgesteld wanneer deze in het
midden blijft lopen. Wanneer de band nog steeds
naar links of naar rechts trekt dient u het afstellen
te herhalen, stapje voor stapje, totdat de band
recht loopt.
Het is belangrijk dat u de band op tijd centreert. Indien de
band gedurende langere tijd aanloopt kan deze storingen
gaan vertonen. De garantie op De trainer dekt geen
storingen of beschadigingen die ontstaan zijn door
verwaarlozing van het centreren.
3.2. HET SPANNEN VAN DE BAND
Indien de band gaat slippen dient u deze wat strakker te
stellen.
LET OP! Het is niet goed om de band te strak te zetten; houd
de spanning zo gering mogelijk.
Het bijstellen van de spanning geschiedt met dezelfde
inbusbouten die ook dienen voor het centreren.
1.
Schakel de stroom in via de hoofdschakelaar en
laat de band lopen met een snelheid van
ongeveer 5 km/u (3 mph).
2.
Draai de beide inbusbouten achter op De trainer
1/8 slag met de klok mee.
3.
Controleer of de spanning correct is door op de
band te gaan lopen en deze af te remmen (alsof u
bergaf loopt). LET OP! Bij krachtig afremmen
mag de band slippen.
49
NL
Summary of Contents for ELECTRONIC J660
Page 82: ...82...