VDP250SC6/2_v2
9
VELLEMAN
•
Regel de gewenste invalshoek door middel van de montagebeugel en draai de regelschroeven stevig aan.
•
Verwijder alle brandbaar materiaal in een straal van 0.5m rond het toestel.
•
Een geschoolde elektricien moet het toestel aansluiten.
•
Sluit het toestel via de stekker aan op het lichtnet. Sluit het niet aan op een dimmerpack.
•
De installatie moet voor het eerste gebruik gekeurd worden door een expert.
5. Gebruik
Het toestel heeft 4 werkingsmodes:
a) Enkelvoudige mode
Het toestel reageert op de muziek via de ingebouwde microfoon. Alle DIP schakelaars moeten in de OFF stand
staan.
b) Master/slave mode
Als u verschillende toestellen heeft, dan kunt u ze met elkaar verbinden en ze synchroon doen bewegen op het ritme
van de muziek. De werkingsmode wordt gestuurd door het master-toestel.
Selecteer 1 enkel master-toestel door DIP schakelaar 10 in de ON stand te plaatsen. De ingebouwde microfoon van
het master-toestel stuurt nu alle slave units aan. Plaats DIP schakelaars 1 en 11 van alle andere toestellen in de ON
stand om ze in te stellen als slave-toestellen. Verbind de master- en de slave-toestellen via de meegeleverde DMX
kabel.
In deze mode stuurt de ingebouwde microfoon van het master-toestel alle andere toestellen. Deze toestellen zullen
dan ritmisch en synchroon van kleur veranderen.
c) Programmamode
Plaats DIP schakelaars 9 en 10 in de ON stand om het interne programma van het toestel af te draaien.
d) DMX mode
Alle toestellen moeten een DMX startadres krijgen wanneer u een DMX signaal gebruikt zodat het juiste toestel
reageert op de juiste controlesignalen. Dit digitale startadres is het kanaalnummer van waar het toestel begint te
“luisteren” naar de digitale controle-informatie die wordt doorgestuurd door de DMX controller. U kunt dit startadres
toewijzen door het juiste nummer in te stellen met de DIP schakelaar aan de achterkant van de
VDP250SC6/2
.
U kunt naar wens hetzelfde startadres instellen voor alle toestellen of voor een groep van toestellen. U kunt ook een
individueel startadres instellen per toestel.
Als u hetzelfde adres instelt, dan beginnen alle toestellen te “luisteren” naar hetzelfde controlesignaal vanaf hetzelfde
kanaalnummer. Met andere woorden: door de wijziging van de instellingen van 1 kanaal worden alle toestellen
tegelijk beïnvloed.
Als u verschillende adressen instelt, dan begint elk toestel te “luisteren” vanaf het kanaalnummer dat u heeft
ingesteld en dit volgens de hoeveelheid controlekanalen van het toestel. Met andere woorden: alleen het gekozen
toestel wordt beïnvloed wanneer u de instellingen van een kanaal wijzigt.
In het geval van de zeskanaals
VDP250SC6/2
moet het startadres van het eerste toestel worden ingesteld op 1, voor
het tweede toestel op 7 (1 + 6), het derde op 13 (7 + 6), enz.
Het DMX startadres van het toestel wordt bepaald door de eerste 9 DIP schakelaars. De codering is binair: DIP
schakelaar 1 heeft waarde 1, DIP schakelaar 2 heeft waarde 2, DIP schakelaar 3 heeft waarde 4, DIP schakelaar 4
heeft waarde 8, enz…
Bijvoorbeeld: voor startadres 95 zijn de instellingen van de eerste 9 DIP schakelaars als volgt: 111110100 (1 + 2 + 4
+ 8 + 16 + 0 + 64 + 0 + 0 = 95).