46 VELUX
Stromingsindicator (7)
De snelheid waarmee de verwarmingsvloeistof door
de pomp stroomt, kan worden aangepast door het
snelheidsniveau (I, II, III) van de circulatiepomp en de
regelklep in het vul- en aftaparmatuur in te stellen
(fig. 4).
De stromingsindicator geeft de ingestelde snelheid
aan (fig. 5).
Het weergegeven bereik ligt tussen 1 en 13 l/min.
Air jet (8)
De in de verwarmingsvloeistof achtergebleven lucht
wordt in de Air Jet verzameld en kan handmatig met
behulp van de ontluchtingsnippels (fig. 1, nr. 9) hieruit
worden verwijderd. Sluit voor dit doel de slang aan op
het mondstuk van de ontluchtingsnippel en vang de
weglopende vloeistof in een voor dit doel geschikte
bak op.
haal na het ontluchten de slang weg. het
ontluchten mag uitsluitend door voor dit doel
opgeleide vakmensen worden uitgevoerd.
Wanneer het luchten ongeregeld gebeurt, kan dit
ertoe leiden dat de zonne-installatie niet meer
goed functioneert omdat er druk verloren gaat.
vooRZIChtIG! verbrandingsgevaar!
De lucht en de tijdens het ontluchten weglek-
kende verwarmingsvloeistof kunnen een tempe-
ratuur hebben van meer dan 100°C.
Sluit de nippel na het ontluchten grondig. Controleer
de druk in de installatie tijdens het ontluchten. Vul
indien nodig verwarmingsvloeistof bij.
Aansluitstuk (10)
Op de stromingskogelklep kan, wanneer er een tem-
peratuursensor wordt gebruikt, een dompelschijf met
G ½" buitendraad worden aangesloten (fig. 1, nr. 1).
Aansluiten van de klepkoppeling voor
membraanexpansievaten (fig. 7)
Nr. 17, 18, 20, en 21 zijn niet inbegrepen.
hANDlEIDING vooR INStAllAtIE EN GEBRUIK