116
Voor het meten van wisselstroom (A
) gaat u te werk zoals hierboven beschreven.
- Schakel de DMM in en kies de gewenste meetfunctie “A, mA, µA“.
- Druk op de toets “SELECT” om naar het AC-meetbereik over te schake-
len. Op het display verschijnt “AC”. Door nogmaals op de toets te drukken,
wordt weer naar het DC-meetbereik omgeschakeld enz.
- Sluit het meetapparaat aan, zoals beschreven in het hoofdstuk “Meting van
gelijkstromen”.
- Schakel na het einde van de meting het meetcircuit opnieuw stroomloos en
verwijder daarna de meetleidingen van het meetobject. Schakel de DMM
uit.
g) Weerstandsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Voor de weerstandsmeting gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie “Ω”.
- Verbind de rode meetleiding met de Ω-meetbus (E), de
zwarte meetleiding met de COM-meetbus (D).
- Controleer de meetleidingen op doorgang door beide
meetstiften met elkaar te verbinden. Nu moet zich een
weerstandswaarde van ong. 0 - 0,5 Ω instellen (de eigen
weerstand van de meetleidingen).
- Druk op de toets “REL” (G), om de invloed van de eigen
weerstand van de meetleidingen op de volgende weer-
standsmeting uit te schakelen. Het display geeft 0 Ω weer.
- Sluit nu de beide meetstiften aan op het meetobject. De
meetwaarde wordt op het scherm weergegeven, mits het
meetobject niet hoogohmig of onderbroken is. Wacht tot de
schermwaarde gestabiliseerd is. Bij weerstanden >1 MΩ
kan dit enige seconden duren.
- Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display
verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden of is het
meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.
Wanneer u een weerstandsmeting uitvoert, moet u erop letten dat de meetpunten waarmee de meetstiften
in contact komen, vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars of dergelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen het
meetresultaat vervalsen.
De toets “REL” werkt alleen als een meetwaarde is weergegeven. Als “OL” wordt weergegeven, kan deze
functie niet worden geactiveerd.