117
h) Diodetest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie
- Druk op de toets “SELECT” 2x om de meetfunctie om te
schakelen. Op het scherm verschijnt het diodesymbool en
de eenheid Volt (V). Door nogmaals op de toets te druk-
ken, wordt de volgende meetfunctie ingeschakeld.
- Verbind de rode meetleiding met de Ω-meetbus (E), de
zwarte meetleiding met de COM-meetbus (D).
- Controleer de meetleidingen op doorgang door beide
meetstiften met elkaar te verbinden. Nu moet zich een
waarde van ong. 0.000 V instellen.
- Verbind nu de beide meetstiften met het meetobject (dio-
de).
- Op het display wordt de doorlaatspanning “UF” in volt (V)
weergegeven. Als “OL” verschijnt, wordt de diode in sper-
richting (UR) gemeten of is de diode defect (onderbreking).
Voer ter controle een meting door met omgekeerde pola-
riteit.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.
i) Doorgangstest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie
- Druk op de toets “SELECT” 1x om de meetfunctie om te
schakelen. Op het scherm verschijnt het symbool voor
de continuïteitstest en het symbool voor de eenheid “Ω”.
Door nogmaals op de toets te drukken, wordt de volgende
meetfunctie ingeschakeld.
- Verbind de rode meetleiding met de Ω-meetbus (E), de
zwarte meetleiding met de COM-meetbus (D).
- Als doorgang wordt een meetwaarde ≤ 10 Ω herkend;
hierbij klinkt een pieptoon. Het meetbereik gaat tot 600 Ω.
- Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display
verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden of is het
meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.