121
m) 3-Fasen-draairichtingsweergave "Motor"
Het DMM kan via de meetfunctie “Motor” de draairichting in een 3-fasen-stroomnet identificeren. Voor de draairich-
tingsweergave zijn slechts 2 meetleidingen nodig. Tijdens de identificatie moeten buitenleider L1, L2 en L3 na elkaar
worden afgetast. Het DMM herkent de fasenverschuiving en geeft vervolgens de draairichting (draaiveld) met een
pijlsymbool weer.
De 3-fasen-draairichtingsweergave kan alleen in het AC-V-bereik worden geselecteerd.
Ga als volgt te werk om de 3-fasen-draairichting te identificeren:
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie ”Motor”. Op
het scherm verschijnt “AC” en de eenheid “V”.
- Steek de rode meetleiding in de V-meetbus (E), de zwarte
meetleiding in de COM-meetbus (D).
- Houd de toets “SELECT” gedurende 2 sec. ingedrukt. Er
worden twee pieptonen weergegeven en het slotsymbool
(H19) knippert. De automatische meetbereikinstelling
wordt gedeactiveerd en het 600 V-bereik geselecteerd.
Op het scherm wordt ong. 0.0 V weergegeven
- Verbind de zwarte meetstift met buitenleider L3. Deze
verbinding blijft voor de test onveranderd. Verbind de
rode meetstift met buitenleider L1.
- Van zodra het meetapparaat twee buitenleiders heeft her-
kend, wordt de nominale spanning weergegeven en het
slotsymbool brandt permanent.
- Vervang nu binnen de 5 seconden de rode meetstift naar
buitenleider L2. Als de tijd voor het vervangen van het
meetpunt wordt overschreden, onderbreekt de DMM de
meting en moet de functie opnieuw worden opgestart.
- Het meetapparaat analyseert bij een correcte meetpunt-
vervanging van de rode meetleiding de fasenverschuiving
van de drie na elkaar bepaalde buitenleiders en geeft de
draairichting via twee symbolen op het scherm weer. De
pijlrichting van de symbolen geeft telkens de draairichting
weer:
In de richting van de wijzers van de klok = rechtsdraaiend
Tegen de richting van de wijzers van de klok = linksdraai-
end
- Voor een bijkomende meting drukt u eenmaal kort op de
toets “SELECT”. Om de functie te deactiveren, houdt u
de toets “SELECT” gedurende minstens 2 seconden in-
gedrukt.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetobject en schakel de DMM uit.
De functietoetsen “RANGE”, “MAX MIN”, “REL” en “PEAK” zijn in deze meetfunctie gedeactiveerd en
kunnen niet worden geselecteerd.