98
b) Weerstand meten
Zorg ervoor dat alle onderdelen, schakelaars en componenten van het stroomcircuit en andere
meetobjecten zijn losgekoppeld van de spanning en dat de condensatoren zijn ontladen.
Ga voor het meten van de weerstand als volgt te werk:
• Zet de multimeter aan en selecteer met de draaiknop (5) de meetfunctie
"
". Op het LCD-display (4) wordt "M" en het eenheidsymbool " "
weergegeven.
• De weerstandsmeting in de automatische modus wordt standaard
geselecteerd en kan niet worden uitgeschakeld. Het symbool en
de M voor mega verschijnen op het LCD-display (4) en geven de
weerstandsmeetmodus aan.
• Steek het rode meetsnoer in de V-aansluiting (8) en het zwarte
meetsnoer in de COM-aansluiting (9).
• Verbind nu de twee meetstiften met het te meten object (weerstand,
diode enz.).
• De rode meetstift komt overeen met de positieve pool en de zwarte
met de negatieve pool.
•
Bij het meten van een hoge weerstand boven de 1 MΩ kan het enkele
seconden duren voordat de aflezing zich heeft gestabiliseerd.
• Zodra er in het midden van het LCD-display (4) "OL" verschijnt, hebt u
het meetbereik overschreden of is het meetcircuit defect.
Verkort de uiteinden van de rode en zwarte meetstiften voor
testfunctionaliteit. Als de weerstand bij kortsluiting groter is
dan 0,5 Ω, controleer dan of de meetsnoeren los zitten of
beschadigd zijn.
• Druk zo nodig op de HOLD-knop (12) om een gemeten waarde vast te
houden. Het Hold-symbool verschijnt op het LCD-display (4). Druk
op de HOLD-knop (12) om de vastgehouden waarde vrij te geven. Het
Hold-symbool verdwijnt van het LCD-display (4).
Als de kabelweerstand dient te worden gecompenseerd,
neem dan het volgende in acht. Meetresultaat = waarde van
weerstand – waarde van meetsnoeren bij kortsluiting. De
spanning van het open stroomcircuit is 1 V.
• Na het meten verwijdert u de meetsnoeren van het gemeten object en
schakelt u de multimeter uit. Zet de draaiknop (5) op de stand "OFF".
D