• Verwijder het batterijklepje aan de achterkant van het meetapparaat. Druk hiervoor de
vergrendelingslip met uw vinger terug en klap het klepje omhoog.
• Verwijder indien nodig de lege batterijen uit het batterijvak. Bij het eerste gebruik is deze
stap niet nodig.
• Plaats drie batterijen van het type AAA en let op de juiste polariteit.
• Plaats het klepje weer op het batterijvak.
• Vervang de batterijen wanneer de indicator voor bijna lege batterijen (14) op het lcd-display (3)
oplicht.
Zorg ervoor dat het meetapparaat is uitgeschakeld voordat u de batterijen vervangt.
• Ga bij het vervangen van de batterijen als volgt te werk: Verwijder de lege batterijen uit het
batterijvak voordat u nieuwe plaatst.
Bediening
a) Aan- en uitzetten
• Druk kort op de aan-uitknop (2) om het apparaat in te schakelen.
• Druk kort op de aan-uitknop (2) om het apparaat uit te schakelen.
b) Automatische uitschakeling
Het apparaat beschikt over een functie voor automatische uitschakeling. De automatische
uitschakeling zorgt ervoor dat het meetapparaat bij niet-gebruik na 5 minuten automatisch
wordt uitgeschakeld, om energie te besparen. De automatische uitschakeling is in de fabriek
ingesteld. U kunt de automatische uitschakeling naar keuze in- en uitschakelen. Ga daarbij
als volgt te werk:
• Om de automatische uitschakeling te deactiveren houdt u de
HOLD BL
-knop (8) en de
aan-uitknop (2) gelijktijdig ingedrukt. In het lcd-display (3) verschijnt de aanduiding "APO
OFF" om de status van de automatische uitschakeling weer te geven. De status staat nu
op uitgeschakeld. Het meetapparaat blijft ook na een periode van inactiviteit van 5 minuten
ingeschakeld. Het meetapparaat moet dan indien nodig handmatig worden uitgeschakeld.
• De automatische uitschakeling wordt na elke herstart automatisch weer geactiveerd en kan
zoals hierboven beschreven worden gedeactiveerd.
c) Meetapparaat positioneren
• Houd het meetapparaat in een rechte hoek ten opzichte van de stromingsrichting van de
luchtstroom of de wind. De luchtstroom moet direct en ongehinderd toegang hebben tot de
luchtinlaat (5) zonder dat obstakels de meetwaarde van de luchtstroom beïnvloeden.
d) Aanduiding van luchtstroomsnelheid en temperatuur
• De luchtstroomsnelheid wordt samen met de actuele temperatuur weergegeven. De
luchtstroomsnelheid wordt door het meetapparaat met een meetinterval van 0,5 seconden
gemeten.
• Het meetbereik van de luchtstroomsnelheid ligt tussen 0 m/s tot 30 m/s als standaard.
• Bij een luchtstroomsnelheid in de luchtinlaat van hoger dan 45 m/s wordt er "OL"
weergegeven.
• Wanneer de gemeten temperatuur buiten het meetbereik ligt (onder -10 ºC, resp. via +50 ºC,)
ligt, wordt in plaats van de temperatuurwaarde "OL" weergegeven.
• Als de gemeten omgevingstemperatuur onder 0 ºC ligt en de luchtstroomsnelheid meer dan
5 m/s is, wordt "wind chill" in het lcd-display (3) weergegeven.
e) Weergave van de luchtstroomsnelheid tussen MAX AVG wisselen
• Druk op de
MAX AVG
-knop
(1) om de weergave tussen de aanduidingen van de
maximale windkracht samen met het "MAX"-symbool (10), de gemiddelde windkracht met
het "AVG"-symbool (12) en de normale/huidige windsterkte te wisselen.
• Het "MAX"-symbool (10) geeft aan dat de weergegeven waarde voor de luchtstroomsnelheid
de maximaal gemeten waarde is. Bij de aanduiding van het "AVG"-symbool (12) is de waarde
van de luchtstroomsnelheid een uit de laatste vijf waarden berekende gemiddelde waarde.
De actuele windsterkte verschijnt als er geen extra-symbool in het lcd-display (3) wordt
weergegeven.
• Het "MAX"-symbool (10) en het "AVG"-symbool (12) worden samen met de numerieke
waarden en het staafdiagram op de schaal van Beaufort (9) weergegeven.
• Als u een meetwaarde wilt vasthouden drukt u op de
HOLD BL
-knop (8) om de waarde
in het lcd-display (3) vast te houden. Om de vastgehouden waarde te wissen drukt u kort op
de
HOLD BL
-knop (8).
f) Meeteenheden omschakelen
• Druk op de
UNIT
-knop (7) om de verschillende eenheden van de luchtstroomsnelheid
te wisselen. Druk kort op de knop om door het instelmenu met meeteenheden te wisselen
in de volgorde m/s > km/h > ft/min > knots > mph. De actueel ingestelde eenheid verschijnt.
• Houd de
UNIT
-knop (7) gedurende enkele seconden ingedrukt om de eenheid van de
temperatuur van ºC > ºF of van ºF > ºC te wisselen. De actuele eenheid wordt weergeven
op het lcd-display (3).
g) Achtergrondverlichting
• Als er geen achtergrondverlichting is ingeschakeld, houdt u de
HOLD BL
-knop (8) gedurende
enige tijd ingedrukt om de achtergrondverlichting in te schakelen. Het lcd-display (3) wordt niet
meer verlicht.
• Zodra de achtergrondverlichting is ingeschakeld, houdt u de
BL
-knop
(8) gedurende
enkele seconden ingedrukt om de achtergrondverlichting uit te schakelen. Het lcd-display (3)
wordt niet meer verlicht.
h) Gevoelstemperatuur
• De gevoelstemperatuur of "wind chill", geeft de gevoelswaarde van de omgevingstemperatuur
aan, die door sterke luchtbewegingen kan verschillen van de gemeten luchttemperatuur. De
gevoelstemperatuur wordt alleen bepaald bij temperaturen onder de 0 °C en windsnelheden
boven de 5,0 km/h. De weergave van de gevoelstemperatuur is bij waarden boven de 0 °C
gelijk aan die van de gemeten temperatuur.
• Als de temperatuur onder 0 °C is en de windsnelheid hoger dan 5 m/s is, geeft het meetapparaat
"wind chill" aan (23). Linksonder op het lcd-display (3) wordt "Wind Chill" weergegeven. De
numerieke waarde wordt weergegeven in plaats van de normale temperatuur en geeft nu de
gevoelstemperatuur aan bij deze luchtsnelheid (wind).
De schaal van Beaufort
• De schaal van Beaufort is een empirische schaal voor het beschrijven en inschatten van de
windkracht zonder meetinstrumenten, gebaseerd op de invloeden op zichtbare objecten bijv.
beweging van bomen of golven in het water. Het is vernoemd naar Sir Francis Beaufort. De
windkracht boven land en op zee worden verschillend bepaald. De windmeter geeft metingen
op de schaal van Beaufort aan als balkdiagram van 0 tot 12. Een omrekentabel voor het bij
benadering omrekenen naar andere eenheden is hieronder afgebeeld.
Schaal van Beaufort
Verklaring
m/s
kts
mph
km/h
ft/min
0
Windstil
0 - 0.2
0 - 1
0 - 1
0 - 1
0 - 58
1
stille bries
0,3 - 1,5
1 - 3
1 - 3
1 - 5
59 - 314
2
lichte bries
1,6 - 3,3
4 - 6
4 - 7
6 - 11
315 - 668
3
zwakke bries
3,4 - 5,4
7 - 10
8 - 12
12 - 19
669 - 1082
4
matige bries
5,5 - 7,9
11 - 16
13 - 18
20 - 28
1083 - 1574
5
frisse bries
8,0 - 10,7
17 - 21
19 - 24
29 - 38
1575 - 2125
6
sterke wind
10,8 - 13,8
22 - 27
25 - 31
39 - 49
2126 - 2735
7
harde wind
13,9 - 17,1
28 - 33
32 - 38
50 - 61
2736 - 3385
8
stormachtige
wind
17,2 - 20,7
34 - 40
39 - 46
62 - 74
3386 - 4093
9
storm
20,8 - 24,4
41 - 47
47 - 54
75 - 88
4094 - 4822
10 zware storm
24,5 - 28,4
48 - 55
55 - 63
89 - 102
4823 - 5609
11 Orkaanachtige
storm
28,5 - 32,6
56 - 63
64 - 72
103 - 117
5610 - 6417
12 Orkaan
32,6
>63
>72
>117
>6417
Reiniging en onderhoud
• Verbreek voor iedere reiniging de verbinding met de stroomvoorziening. Haal hiervoor de
batterijen uit het apparaat.
• Gebruik in geen geval agressieve reinigingsmiddelen, reinigingsalcohol of andere chemische
producten omdat de behuizing beschadigd of de werking zelfs belemmerd kan worden.
• Gebruik een droog, pluisvrij doekje voor de reiniging van het product.