100
Voor het meten van de pulsduur in % gaat u als volgt te werk:
• Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “%”. Op het display verschijnt
“V
”.
• Druk 2x op de knop “MODE”. Op het display verschijnt “%”.
• Steek de rode meetkabel in de Hz-meetbus (K) en de zwarte meetkabel in
de COM-meetbus (I).
• Sluit nu de beide meetpunten aan op het te meten object (signaalgenerator,
schakeling enz.).
• De pulsduur van de positieve halve golf wordt als een percentage weergegeven. Bij een symmetrisch signaal wordt
50% weergegeven.
• Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit.
e) Temperatuurmeting
Tijdens het meten van de temperatuur mag enkel de temperatuursensor worden blootgesteld aan
de te meten temperatuur. Over- of onderschrijd de bedrijfstemperatuur van de DMM niet om foutie-
ve metingen te vermijden.
De contact-temperatuursensor mag alleen op spanningsvrije oppervlakken worden gebruikt.
Het meetapparaat wordt geleverd met een kabelsensor, die tot een temperatuur van -20 tot +250 °C kan meten.
Een optionele type K thermosensor is nodig om het volledig meetbereik (-20 tot +760 °C) van de DMM te kunnen
gebruiken. U heeft voor het aansluiten van type-K-sensoren met ministekkers de meegeleverde meetadapter nodig.
Alle type K-thermosensoren kunnen worden gebruikt voor het meten van temperaturen. De temperatuur kan in °C of
°F worden weergegeven.
Voer volgende procedure uit om de temperatuur te meten:
• Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “TEMP”. Op het display ver-
schijnt °C.
• De temperatuureenheid kan worden omgeschakeld door op de knop
“MODE” te drukken.
• Steek de temperatuursensor met de juiste polariteit in de meegeleverde
temperatuur-meetadapter. De thermo-element stekker past alleen met de
juiste polariteit in de meetadapter. Gebruik geen geweld bij het insteken.
• Sluit de meetadapter met de juiste polariteit met de pluspool in de
Temp-meetbus (K) en met de minpool in de COM-meetbus (I) aan.
• Het display geeft de temperatuurwaarde weer.
• Als het display “OL” weergeeft, werd het meetbereik overschreden of is de
thermosensor defect.
• Verwijder na het meten de sensor en schakel de DMM uit.
Wordt er geen temperatuursensor wordt aangesloten, kan de om-
gevingstemperatuur van de DMM door een kortsluitbrug via de bei-
de meetbussen “COM” en “Temp” worden weergegeven. Omdat de
sensor zich in het binnenste van de behuizing bevindt, reageert de
weergave zeer traag op temperatuurschommelingen. Deze functie helpt u de juiste bedrijfstemperatuur na
een opslag te controleren. Voor snelle metingen moet een externe sensor worden gebruikt.
Summary of Contents for 1693351
Page 114: ...114 ...
Page 115: ...115 ...