101
f) Meten van weerstand
Controleer dat er op alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals
andere meetobjecten absoluut geen spanning staat en deze ontladen zijn.
Ga als volgt te werk om weerstand te meten:
•
Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “Ω”.
•
Steek de rode meetkabel in de Ω-meetbus (K) en de zwarte meetkabel in
de COM-meetbus (I).
• Controleer de meetkabels op geleiding door de twee meetpunten met el-
kaar te verbinden. Nu moet zich een weerstandswaarde van ca. 0 - 0,5
Ohm instellen (de eigen weerstand van de meetkabels).
• Voor metingen met een lage weerstand (<400 Ohm) drukt u op de knop
“REL” om de eigen weerstand van de meetkabels niet mee te nemen in de
volgende weerstandsmeting. Op het display verschijnt “REL” en het hoofd-
display toont 0 Ohm. Automatische bereikkeuze (AUTO) is gedeactiveerd.
Voor alle andere metingen is de intrinsieke weerstand van de meetkabel
te verwaarlozen. Deactiveer de referentiewaardemeting door nogmaals op
de knop “REL” te drukken. De autorange-functie is weer actief
• Verbind nu de beide meetpunten met het meetobject. Als het gemeten
object niet hoogohmig is of wordt onderbroken, verschijnt de meetwaarde
op het display. Wacht totdat de waarde op het display zich heeft gestabi-
liseerd. In geval van een weerstand >1 MOhm kan dit enkele seconden
duren.
• Het meetbereik is overschreden of de stroomkring is onderbroken als het
display “OL” (voor overload) weergeeft.
• Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit.
Bij het meten van weerstand moet u erop letten dat de meetpunten waarmee de meetpennen in contact
komen vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars en dergelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen het meetresul-
taat beïnvloeden.
Summary of Contents for 1693351
Page 114: ...114 ...
Page 115: ...115 ...