57
9 Batterij
9.1 Batterijen installeren
1.
Verwijder het deksel van het batterijvak door de vergrendelingsschroef los te
draaien. Zorg ervoor de schroef niet kwijt te raken.
2.
Installeer 4x AA-batterijen volgens de afgebeelde polariteit.
3.
Plaats het deksel van het vak terug.
9.2 Batterijspanning controleren
Belangrijk:
–
Vervang de batterijen voordat deze volledig uitgeput raken.
–
Als het apparaat uitschakelt wegens een te lage batterijspanning, zullen uw
gegevens verloren gaan.
1. Druk op de toets
om de batterijspanning weer te geven.
- Normaal bereik is: 4,8 tot 6,0 V.
- Het “batterij vervangen”-symbool verschijnt bij een spanning van: < 4,8 V.
2. Druk op
om de batterijcontrole af te sluiten.
10 Systeeminstellingen
Configureer verschillende instellingen via het instellingsmenu voordat u het appa
-
raat in gebruik neemt.
1. Druk op
en vervolgens op ▲/ ▼ om een instelling te selecteren.
2. Druk op
om uw selectie te bevestigen of druk op
om het instellings-
menu af te sluiten.
- Druk op ▲/ ▼ om de waarden te veranderen.
- Druk op
om de instellingen te doorlopen.
3. Druk op
om de instelling op te slaan en terug te keren naar het hoofdmenu.