147
12.2 Alarm voor incorrecte bedrading
De DMM constateert automatisch op welke klemmen de testkabels zijn aan-
gesloten. Als de testkabels op de verkeerde klemmen zijn aangesloten (wat
gevaarlijk kan zijn voor de gebruiker en de DMM kan beschadigen), activeert de
DMM een akoestisch en optisch alarm.
Als u overschakelt naar een andere meetmodus (behalve de stroommodus)
wanneer de testkabels zijn aangesloten op de klemmen, activeert de DMM
een alarm. Het alarm wordt ook geactiveerd wanneer de meetingang van de
10A
-klem naar de
mAµA
-klem wordt geschakeld.
Als het alarm wordt geactiveerd en “LEAd” op de display verschijnt, controleer
dan of de kabels zijn aangesloten op de juiste klemmen en of u de juiste meet-
modus hebt geselecteerd.
De multimeter activeert het alarm wanneer de kemmen als volgt worden aange-
sloten:
Meetmodus
V, Ω,
, , NCV
mA, µA, 1.5V
BATT, 9V BATT
10 A
Aangesloten klemmen
mA, µA, 10 A
10 A
mA, µA
Als het alarm wordt geactiveerd, controleer dan of u de juiste meetmodus
hebt geselecteerd en of de kabels op de juiste klemmen zijn aangesloten.
De juiste klemmen worden aangegeven op de display voor elk meetbe-
reik.