172
13 Aanvullende functies
U kunt de functieknop gebruiken om een serie verschillende functies in te schake-
len. De multimeter laat een pieptoon horen telkens wanneer u op de knop drukt.
13.1 SEL-functie
Enkele meetmodi hebben extra submodi. De submodi staan in het grijs gemarkeerd
rondom de draaiknop.
1. Druk kort (<2 s) op de toets
SEL
/
om een submodus te selecteren.
2. Druk nogmaals op de toets
SEL
/
om over te schakelen naar de volgende
submodus.
13.2 REL-functie
U kunt de REL-functie gebruiken om een referentiemeting uit te voeren en mogelijke
lijnverliezen te voorkomen (bijv. tijdens weerstandsmetingen). Deze functie reset de
stroommeting naar nul.
1. Houd de toets
REL
ongeveer 2 seconden ingedrukt om deze functie in te scha-
kelen.
Æ
“Δ” zal op de display worden weergegeven en de meting wordt gereset naar
nul.
Æ
De automatische bereikselectiefunctie zal worden uitgeschakeld.
2. Schakel deze functie uit door van meetmodus te wisselen of door de toets
REL
ongeveer 2 seconden ingedrukt te houden.
De REL-functie is niet beschikbaar voor de volgende modi: Batterijtest,
diodetest en continuïteitstest. De
REL
-toets werkt alleen wanneer er een
gemeten waarde wordt weergegeven. Deze kan niet worden gebruikt als
er “OL” op de display verschijnt.
13.3 HOLD-functie
Deze functie bevriest de huidige meting op de display, zodat u deze kunt noteren
voor toekomstig gebruik.
Als u stroomdraden test, dient u ervoor te zorgen dat deze eigenschap is
uitgeschakeld voordat u metingen uitvoert. Anders kan de waarde onjuist
zijn.