183
12.1 De multimeter in- en uitschakelen
1
Multimeter
1. Gebruik de draaiknop voor het selecteren van de gewenste meetmodus.
Æ
Het optische meetbereik wordt
automatisch geselecteerd (be-
halve in de stroommodus).
Æ
Begin bij het meten van een
stroom altijd met het grootste
meetbereik en schakel indien
nodig over naar een kleiner
bereik.
Æ
Koppel de testkabels altijd los
van de multimeter voordat u
overschakelt op een andere
modus.
2. Schakel de multimeter uit door de
draaiknop naar de stand
OFF
te draaien.
Æ
Zet de multimeter altijd uit als u deze niet gebruikt.
3. Voordat u de multimeter opbergt, dient u de testkabels in de klemmen met hoge
impedantie te steken (
COM
en
). Dit helpt fouten bij het uitvoeren van
volgende metingen te voorkomen.
De batterij moet worden geïnstalleerd voordat u de multimeter kunt ge-
bruiken. Zie "Reiniging en onderhoud” voor instructies voor het verande
-
ren/vervangen van de batterij.
2
Stroomtang
Gebruik de schuifschakelaar om de stroomtang in/uit te schakelen. Schuif de
schakelaar naar de stand
ON
om de stroomtang in te schakelen. Operationele
gereedheid wordt aangegeven door een rood brandende schakelaar.
Schuif de schakelaar naar de stand
OFF
om uit te schakelen. Schakel de
stroomtang altijd uit wanneer deze niet wordt gebruikt.
Installeer de batterijen voordat u de multimeter en stroomtang gebruikt.
Zie “Reiniging en onderhoud” voor meer informatie over het plaatsen/
vervangen van de batterijen.