131
c) Spanningsmeting
• Beweeg het instelwiel (7) op het symbool voor de spanningsmeting „
“.
• Sluit de meetleidingen aan de stroomtang aan.
• Na het inschakelen staat het meetbereik altijd op „AUTO SENSE“ voor een automatische
herkenning van de meetwaarde AC of DC.
• Kies met behulp van de navigatiejoystick (5) de functie „AC“, „DC“ of „AC+DC“. Er klinkt
een korte signaaltoon. Bevestig de keuze door op de navigatiejoystick („ENTER“) te
drukken.
• Verbind de beide meetpunten met het meetobject. Meet altijd parallel t.o.v. de
respectievelijke verbruiker.
• De meetwaarde wordt op het LCD-scherm weergegeven.
¼
Bij spanningen groter dan 30 V verschijnt het symbool „ “ op het LCD-scherm.
• Verwijder na de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de stroomtang
uit. Draai daarvoor het instelwiel (7) in de positie „OFF“.