(6)
Drehregler
„A“ (Einstellung der Strombegrenzung „Coarse“ / „Fine“ = Grob / Feineinstellung)
(7)
Spannungs-LED
(grüne LED “CV” zeigt die Konstantspannung)
(8)
Strom-LED
(rote LED “CC” zeigt den Stromgrenzwert).
(9)
Überhitzungsanzeige
(die gelbe LED “OT” zeigt an, dass das Gerät überhitzt ist.)
(10)
Erdungsanschluss
(Anschlussbuchse für die Erdung der Verbraucher).
(11)
Taster zur Anzeigenumschaltung
„show value“ (Ablesen der Werte von Ausgang B in Anzeige A oder Ausgang C in
Anzeige B)
(12)
Drehregler
„V-adjust“ (Einstellung der Ausgangsspannung)
(13)
Überlastanzeige
(zeigt Überlastung des jeweiligen Ausganges an)
(14)
Tastschalter
„INDIVIDUAL“
(Ausgänge separat geschaltet)
(15)
Tastschalter
„PARALLEL“
(Parallelschaltung der Ausgänge A & B)
(16)
Tastschalter
„SERIES“
(Reihenschaltung der Ausgänge A & B)
(17)
Tastschalter
„SERIES TRACKING“
(Reihenschaltung der Ausgänge A & B)
Rückseite
18.
Anschlussklemmleiste
(für Remote-Funktion und Sense-Funktion)
19.
Netzeingangsbuchse
20.
Sicherungshalter
Bedienung
Ein Kaltgerätenetzkabel mit Schutzkontakten ist notwendig, um das Gerät ans Netz anzuschließen. Es ist nicht im Lieferumfang
dieses Produktes enthalten.
Stellen Sie die das Gerät auf eine feste, ebene Unterlage. Stecken Sie den Kaltgerätestecker in den Anschluss auf der
Rückseite des Geräts und den Netzstecker in eine Netzsteckdose mit 230V/50Hz Wechselstrom. Schalten Sie nun das Gerät
durch Drücken des Ein/Aus-Schalters ein (2). Die Netz-LED (1) leuchtet rot auf. Das Gerät ist nun betriebsbereit.
Einstellung der Spannung der Ausgänge
Drehen Sie die Drehregler zur Ausgangsstrombegrenzung (6) im Uhrzeigersinn bis die rote LED-Anzeige der
Strombegrenzung (8 oder 13) ausgeht und die grüne der Spannungsbegrenzung (7) aufleuchtet.
Stellen Sie nun die gewünschte Ausgangsspannung mittels der Spannungsreglers (5) ein (vgl. Schwellpfeil im Uhrzeigersinn
höher, gegen den Uhrzeigersinn niedriger). Die am entsprechenden Ausgang anliegende Spannung wird in der zugehörigen
Anzeige “V”(4) angezeigt.
Geräte verfügen über Anzeigenumschaltung, wenn sie weniger Anzeigen als Ausgänge haben. Benutzen Sie den
Drucktaster (11) zur Ansteuerung der betreffenden Anzeige. Halten Sie dabei den Taster solange gedrückt wie die
Umschaltung gewünscht wird. (Buchstaben in der Geräteskizze zeigen die Zusammengehörigkeit der jeweiligen Anzeigen
und Regelelemente. Bitte beachten Sie die Liste der Bedienungselemente.)
Einstellung der Ausgangsstrombegrenzung der Ausgänge
Drehen Sie den Drehregler zur Ausgangstrombegrenzung (6) entgegen dem Uhrzeigersinn; die rote LED der Strombegrenzung
(CC oder OL) leuchtet auf während die grüne zur Spannungsbegrenzung (7) ausgeht.
Schließen Sie die Ausgangsbuchsen des Gleichstromausgangs (3) mittels eines geeigneten Kabels kurz (Verbinden von +
und – Pol am selben Ausgang).
Drehen Sie nun die Drehregler zur Ausgangsstrombegrenzung (6) zur Einstellung des gewünschten maximalen Stromwerts
der Ausgänge (vgl. Schwellpfeil im Uhrzeigersinn höher, gegen den Uhrzeigersinn niedriger). Der am entsprechenden
Ausgang als maximal eingestellte Stromwert wird in der zugehörigen Anzeige “A” (4) angezeigt.
Geräte verfügen über Anzeigenumschaltung, wenn sie weniger Anzeigen als Ausgänge haben. Benutzen Sie den
Drucktaster (11) zur Ansteuerung der betreffenden Anzeige. Halten Sie dabei den Taster solange gedrückt wie die
Umschaltung gewünscht wird. (Buchstaben in der Geräteskizze zeigen die Zusammengehörigkeit der jeweiligen Anzeigen
und Regelelemente. Bitte beachten Sie die Liste der Bedienungselemente.)
Schalten Sie das Gerät mit dem EIN/AUS-Schalter (2) aus.
Entfernen Sie das Jumperkabel erst aus den Ausgangsbuchsen (3), wenn das Gerät ausgeschaltet ist. Nach dem
Ausschalten können Sie auch die Verbraucher anschließen.
Schalten Sie nun das Gerät mit dem EIN / AUS-Schalter (2) wieder an. Die Strombegrenzung ist nun aktiviert; der eingestellte
1.
2.
3.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
34
7
“(+) SENSE OUT” en “(+) SENSE IN” evenals die van “(-) SENSE OUT” en “(-) SENSE IN” (18a en/of 18b) aan de achterkant
van het apparaat.
Sluit nu de verbruikers aan de uitgangen (3) aan. Let op de juiste polariteit.
Klem nu de einden van de aders van de besturingskabels aan de klempunten “(+) SENSE IN” en “(-) SENSE OUT)” aan
de ene kant en verbind ze met het gewenste regelpunt voor de spanning aan de andere kant. Het is raadzaam om
afgeschermde kabels te gebruiken.
Zorg ervoor dat u bij het scheiden van de verbruikers van de stroombron altijd eerst de verbruikerskabels stroomloos
maakt voordat u de besturingskabels verwijdert. De “SENSE OUT” klempunten blijven vrij tijdens het gebruikt van de
Sense-functie.
Waarschuwing! De klempunten van “(+) SENSE IN” en “(-) SENSE OUT” mogen nooit kortgesloten worden.
Onderhoud
Algemeen onderhoud
Schakel het netvoedingsapparaat altijd uit voordat het gereinigd wordt. Voor het reinigen, scheid het toestel af van het
stroomvoltage! Veeg het apparaat slechts met een droge antistatische doek af. Gebruik geen schuurmiddelen of
oplosmiddelen!
Zekeringen wisselen
Schakel het netvoedingsapparaat uit en verwijder alle aansluitkabels van het apparaat. Vergeet niet de stekker uit het
stopcontact te trekken voordat u de zekering uitwisselt.
1. Druk met een passende sleufschroevendraaier de zekeringhouder aan de achterkant (16) er iets in en draai hem tegen de
wijzers van de klok in er met een kwartslag uit (bajonetsluiting).
2. Vervang de defecte zekering met een nieuwe zekering van hetzelfde type (snelle zekering) en met dezelfde nominale
stroomsterkte (raadpleeg hiertoe het hoofdstuk “Technische gegevens”).
3. Draai de zekeringhouder er met de schroevendraaier weer onder lichte druk in door in de richting van de wijzers van de
klok te draaien.
* Opmerking: zekeringen zijn onderdelen die niet onder de garantie vallen!
Functionele storingen
Fout
Herstelmogelijkheden
Het apparaat functioneert niet: indicaties zijn stom. Staat
er geen netspanning op?
1. Controleer de functionaliteit van de netaansluiting
(stopcontacten, zekeringen, veiligheidsschakelaars etc.).
2. Is de netspanning correct?
De aangesloten verbruikers functioneren niet.
1. Controleer de polariteit aan de aansluiting DC (5).
2. Reduceer de belasting van het netvoedingsapparaat door
de verbruikers.
3. Controleer de technische gegevens van de verbruikers.
4. Controleer of de stroombegrenzing geactiveerd is.
Afvalverwijdering
Verwijder gebruikte elektrische en elektronische apparatuur
In het belang van ons milieu en om de gebruikte grondstoffen zo volledig mogelijk te recyclen, wordt de verbruiker
verzocht om gebruikte en defecte apparaten naar de openbare verzamelplaatsen voor elektroafval te brengen.
Het teken van de doorgestreepte afvalcontainer met wielen betekent dat dit product bij een verzamelpunt voor
elektronisch afval afgegeven moet worden om het door recycling weer zo goed mogelijk tot grondstof te verwerken
en opnieuw in de kringloop te brengen.
1.
2.
3.
