sondepunten worden gestoken, om abusievelijke kortsluitingen tij-
dens de meting te voorkomen.
Steek de afdekkappen op de sondepunten, tot ze vastklikken. Om
ze te verwijderen trekt u de kappen door wat kracht te zetten van de
punten af.
Vóór elke wisseling van het meetbereik moeten de meetstiften van
het meetobject worden verwijderd.
Wees vooral voorzichtig bij de omgang met spanningen >50 V wissel-
(AC) resp. >75 V gelijkspanning (DC)! Reeds bij deze spanningen kunt
u door het aanraken van elektrische geleiders een levensgevaarlijke
elektrische schok krijgen.
Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetdraden op
beschadiging(en). Voer in geen geval metingen uit als de bescher-
mende isolatie beschadigd (gescheurd, verwijderd enz.) is.
Om een elektrische schok te voorkomen, moet u erop letten dat u
de te meten aansluitingen/meetpunten tijdens de meting niet aan-
raakt, ook niet indirect. Boven de voelbare handgreepmarkeringen
(11) op de meetstiften mag tijdens het meten niet worden vastge-
houden.
Gebruik de multimeter nooit kort voor, tijdens, of kort na een
onweersbui (blikseminslag! / energierijke overspanningen!). Zorg dat
uw handen, schoenen, kleding, de grond, schakelingen en schakel-
delen enz. absoluut droog zijn.
Voorkom het gebruik in de directe nabijheid van:
- sterke magnetische of elektromagnetische velden
- zendantennes of HF-generatoren.
Daardoor kan de meetwaarde worden vertekend.
Wanneer kan worden aangenomen dat een veilig gebruik niet meer
mogelijk is, mag het apparaat niet meer worden gebruikt en moet
86