82
b) Meting van de capaciteit
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten
evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Schakel het meetapparaat met de aan-/uitknop (A) in.
Na het inschakelen is de intelligende “AUTO-LCR”-modus actief. veel instellingen worden
door het meetapparaat overgenomen. U kunt deze natuurlijk ook manueel instellen door op de
knoppen “L/C/R” (B), “D/Q/θ/ESR” (D), “CAL/Hz” (E) en “Δ/H” (C) te drukken.
De meetfrequentie kunt u via de toets “CAL/Hz” (E) selecteren. U kunt de volgende waarden
selecteren: 100 Hz, 120 Hz, 1 kHz, 10 kHz, 100 kHz. Met elke keer drukken, schakelt u de
meetwaarde om. De meetfrequentie bepaalt ook het meetbereik.
verbind het meetobject (bv. een condensator) met de meetingang.
Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op de display verschijnt, hebt u het meetbereik
overschreden. Selecteer evt. een andere meetfrequentie met een groter meetbereik.
verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel het meetapparaat uit.