57
Omhul met de stroomsensor altijd slechts een
aangezien ze anders evt. de stromen tegenover elkaar af-
wegen en verkeerde meetwaarden worden weergegeven.
Via een greepbereik (5) mag tijdens het meten niet
worden gelopen (er werd in de schets met twee pijlen
gemarkeerd).
Als er stroom in de leiding voert, kan de stroom aan het
meetapparaat worden afgelezen.
De volgende wisselspanningen worden proportioneel ten
opzichte van de gemeten stroom uitgegeven:
30 A bereik 100 mV/A
300 A bereik
10 mV/A
3000 A bereik
1 mV/A
Voor een een- of driefasige aansluitkabel met vast gemonteerde stekker, gebruikt u evt. de optioneel verkrijg-
bare stroommeetadapter Deze maken het meten aan vast aangesloten netkabels makkelijker.
Let bij het aanraken van de stroomleiding op dat de leiding zich in het cen-
trum van de flex-stroomsensor bevindt. Een andere positie verhoogt daarbij de
meetfouten (meetafwijking).
De volgende tabel toont de toe te voegen foutentoleranties en de overeenkom-
stige afstanden van het centrum. Het centrum is in het schema met een “+”
gemarkeerd.
Afstandsveld
VC-10T
VC-18T
Afstand
Fout
Afstand
Fout
A
15 mm
±2%
35 mm
±1%
B
25 mm
±2,5%
50 mm
±1,5%
C
35 mm
±3%
60 mm
±2%