81
Om veiligheids- en keuringsredenen (CE) is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het
apparaat niet toegestaan.
Raadpleeg een vakman wanneer u twijfelt over de werking, veiligheid of aansluiting van het apparaat.
Meetapparaten en accessoires zijn geen speelgoed; houd deze buiten bereik van kinderen!
In industriële omgevingen dienen de Arbovoorschriften ter voorkoming van ongevallen met betrekking
tot elektrische installaties en bedrijfsmiddelen in acht te worden genomen.
In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en werkplaatsen moet door geschoold personeel voldoende
toezicht worden gehouden op de bediening van meetapparaten.
Het apparaat is voorzien van een laser van laserklasse 2 volgens EN 60 825-1: 1994 uitgerust. Er werden
zelfklevende waarschuwingsschilden in verschillende talen met het apparaat geleverd. Breng de voor uw
taal passende zelfklever op het apparaat aan.
De laseruitgangsopening is met het driehoekige laserwaarschuwingssymbool gekenmerkt. Kijkt u nooit
in de laserstraal en richt u deze nooit op personen of dieren! Laserstraling kan leiden tot oog- en huid-
letsel.
Richt de laserstraal nooit op spiegels of andere sterk reflecterende oppervlakken. De lichtstraal kan hier-
door afgebogen worden en personen of dieren raken.
Indien andere dan hier in de handleiding aangegeven bedieningsvoorzieningen
gebruikt worden of andere methoden uitgevoerd worden, kan dit tot gevaarlijk bloot-
staan aan straling leiden.
Zorg bij elke spanningsmeting dat het meetapparaat zich niet binnen het stroommeetbereik bevindt.
De spanning tussen de aansluitpunten van het meetapparaat en aardpotentiaal mag niet hoger zijn dan
600 V DC/AC in CAT III.
Vóór elke wisseling van het meetbereik moeten de meetstiften van het meetobject worden verwijderd.
Wees vooral voorzichtig bij de omgang met spanningen >50 V wissel- (AC) resp. >75 V gelijkspanning
(DC)! Reeds bij deze spanningen kunt u door het aanraken van elektrische geleiders een levensgevaar-
lijke elektrische schok krijgen.
Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetsnoeren op beschadiging(en). Voer in geen
geval metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd (gescheurd, verwijderd enz.) is.
Om een elektrische schok te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat u de te meten aansluitingen/
meetpunten tijdens de meting niet, ook niet indirect, aanraakt. Pak tijdens het meten niet boven de voelbare
handgreepmarkeringen op de meetstiften vast.
Gebruik de multimeter nooit kort voor, tijdens, of kort na een onweersbui (blikseminslag! / energierijke
overspanningen!). Zorg dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, schakelingen en onderdelen van de
schakeling enz. absoluut droog zijn.
Uitgang: max. 1 mW
Golflengte: 630-670 nm
EN 60 825-1:1994+A11:1996+A2:2001+A1:2002
Let op
LASERSTRALEN
KIJK NIET IN DE STRAAL
LASERPRODUCT KLASSE 2