uitvoeren zonder de draadweerstand van de meetdraden iedere keer van de meet-
waarde te hoeven aftrekken.
De meting van de referentiewaarde is niet mogelijk bij de frequentiemeting en de
meting van de impuls-pauzeverhouding. Doordat bij de meting van de referentie-
waarde de "AUTO"-range is uitgeschakeld, moet u voor deze speciale functie hand-
matig het gewenste meetbereik instellen. Na het verlaten van deze speciale functie
houdt u de knop "RANGE" één keer langer dan ca. 1 sec. ingedrukt om terug te
keren naar de automatische bereikkeuze.
Voorbeeld:
Voor het "instellen" van de referentiewaarde gaat u als volgt te werk:
Stel het gewenste meetbereik (via de knop RANGE) in. Meet de vereiste referentie-
waarde, bv. een gelijkspanning van 12 VDC. Druk één keer op de knop "REL". Als nu
de meetstaven van de spanningsbron worden gescheiden, wordt in het hoofd-
scherm de waarde " DC –12 V " weergegeven.
B 4 HOLD
Druk één keer op de knop "HOLD H", als u bv. een meetprotocol bijhoudt en de
meetwaarde op dat moment wilt noteren, voordat deze opnieuw wijzigt. Door op de
knop Hold te drukken, wordt de meetwaarde op dat moment "bevroren" resp. vast-
gehouden. Het symbool "H" in de kopregel van het scherm is zwart gekleurd.
Als u de lopende meting opnieuw wilt vrijgeven, drukt u opnieuw één keer op de
knop "HOLD H". De meetwaarde van dat moment wordt weergegeven.
B 5 POWER (rond)
Met de schakelaar "POWER" wordt het meetapparaat in- of uitgeschakeld.
B 6 Knop met twee functies (blauw)
De knop met twee functies bevindt zich rechts boven de draaischakelaar en is bedo-
eld voor het in-/uitschakelen van de gekleurd aangegeven meetfuncties rondom de
draaischakelaar. Bij de weerstandsmeting (ohm) wordt met elke druk op deze knop
overgeschakeld op diodetest "
", en op doorgangscontrole "
" en terug naar
de weerstandsmeting. Bij de stroommeting schakelt u daarmee van de meting van
gelijke grootheden
"DC" naar de meting van wisselende grootheden "AC" over en terug.
B 7 Draaischakelaar
De draaischakelaar is bedoeld voor het instellen van de verschillende meetfuncties,
zoals stroom- of spanningsmeting, weerstandsmeting, diodetest enz.
Let op!
De meetfunctieschakelaar mag tijdens de meting nooit worden ver-
steld, omdat daardoor het meetapparaat beschadigd kan raken
(afscheurvonken) resp. voor u als gevolg daarvan bij spanningen
groter dan 25 VACrms resp. 35 VDC levensgevaar kan bestaan.
58