137
10. Extra functies
Via de beide functieknoppen (C en I) kunnen er diverse extra functies worden geactiveerd. Bij elke druk op de knop
hoort u een akoestisch signaal ter bevestiging.
a) SELECT-functie
Meerdere meetfuncties zijn voorzien van subfuncties. De subfuncties zijn in het draaibereik grijs gemarkeerd. Om
deze te selecteren drukt u kort op (<2 s) op de knop “SELECT” (I). Met elke keer drukken schakelt u een subfunctie
verder.
b) REL-functie
De REL-functie maakt een referentiewaarde mogelijk, om eventueel prestatieverlies zoals bijvoorbeeld bij weer-
standsmetingen te vermijden. De actueel weergegeven waarde wordt daarbij op nul gezet. Er is nu een nieuwe
referentiewaarde ingesteld.
Om deze functie te activeren, houdt u de knop “REL” (C) ongeveer 1 seconde ingedrukt. Op het display verschijnt “Δ”
en de meetweergave wordt op nul gezet. De automatische meetbereikkeuze wordt hierbij gedeactiveerd.
Om deze functie uit te schakelen, schakelt u om naar een andere meetfunctie of houdt u de toets nogmaals ongeveer
1 seconde ingedrukt.
De REL-functie is niet actief in de volgende meetfuncties: Frequentie, pulsduur, diodetest en conti-
nuïteitstest.
De knop "REL" werkt alleen als er een meetwaarde wordt weergegeven. Als er "OL" wordt weerge-
geven, kan deze functie niet worden geactiveerd.
c) HOLD-functie
De Hold-functie houdt de momenteel weergegeven meetwaarde op het display vast, om deze in alle rust te kunnen
lezen en opschrijven.
Controleer bij de controle van spanningvoerende leidingen of deze functie aan het begin van de
test is uitgeschakeld. Dit zou anders tot verkeerde metingen kunnen leiden!
Voor het inschakelen van de Hold-functie drukt u kort op de knop “HOLD” (C); een geluidssignaal bevestigt deze actie
en op het display verschijnt “H”.
Om de Hold-functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op de knop “HOLD” of verandert u de meetfunctie.