26
NL
WWW.VONROC.COM
zaagmerkteken (21) geeft de positie van het
zaagblad aan.
4. Zet de vleugelbouten (14) vast.
4. BEDIENING
De machine in/uitschakelen (Afb. A)
• Schakel de machine in door de Aan/Uit-schake-
laar (1) naar voren te schuiven.
• Schakel de machine uit door de Aan/Uit-schake-
laar (1) los te laten.
Instellen van de snelheid (Afb. A)
Het instelwiel voor het toerental wordt gebruikt voor
het instellen van de snelheid. De ideale snelheid
is afhankelijk van het profiel en de tanden van het
zaagblad en van het te bewerken materiaal.
Stel de snelheid niet in tijdens gebruik.
Draai het instelwiel voor het toerental (20) naar de
gewenste positie.
• Gebruik voor harde materialen een zaagblad met
fijne tanden en selecteer een lagere snelheid.
• Gebruik voor zachte materialen een zaagblad
met grove tanden en selecteer een hogere snel-
heid.
De verstekhoek aanpassen (Afb. A, D)
1. Draai de bout (18) los met de inbussleutel (15).
2. Stel de grondplaat (9) af in de gewenste positie
(0°- 45°). De zaaghoek (verstek) kan worden
afgelezen van de schaalverdeling (7).
3. Draai de bout (18) vast met de inbussleutel (15).
De functie voor rondgaande werking (Afb. A)
Met de schakelaar voor de slingerwerking stelt u
in hoe de tanden van het zaagblad in het materiaal
grijpen. De schakelaar voor de slingerwerking kan
in 4 standen worden gezet:
0 - Niet rondgaande werking
1 - Weinig rondgaande werking
2 - Middelste stand rondgaande werking
3 - Veel rondgaande werking
Hoeveel de functie voor de rondgaande werking
moet worden toegepast kan worden bepaald door
praktijktests, maar u kunt de volgende instructies in
acht nemen:
• Zacht materiaal (hout, kunststoffen, enz.): stel
de slinger in op niveau II of III. Met de slinger-
werking ingesteld op niveau 0 of I bereikt u een
fijnere en schonere zaagsnede.
• Dun materiaal, slingerwerking op niveau 0.
• Hard materiaal (staal etc.): stel de slingerwer-
king in op niveau 0.
• Krommingen: stel de slingerwerking in op
niveau 0.
Insteekzagen (Afb. H)
U kunt de functie insteekzagen alleen gebruiken in
zachte materialen, zoals hout, gasbeton, gipsplaten,
enz. Dit vraagt echter enige oefening en is alleen
mogelijk met korte zaagbladen.
1. Plaats de zaag op het werkstuk en schakel de
zaag in.
2. Let erop dat de onderste rand van de voetplaat
op het oppervlak van het werkstuk rust, zoals
wordt getoond in Afb. H.
3. Zaag langzaam onder een hoek in het werkstuk,
terwijl u de zaag naar een verticale stand langs
de zaaglijn beweegt.
4. Schakel de zaag uit en haal de zaag van het
werkstuk wanneer het werk is voltooid.
Stofafzuiging (Afb. E)
• Steek de stofzuigadapter (8) in de aansluiting
voor de stofafzuiging.
• Sluit de slang van de stofzuiger aan op de stof-
zuigadapter (8).
NB:
voorafgaand aan het stofzuigen moet de func-
tie Stofblazen worden uitgeschakeld.
Functie Stofblazen (Afb. I)
U kunt met de functie Stofblazen de zaaglijn vrij
houden van spaanders en vuil.
• U kunt de functie Stofblazen inschakelen door
de stofblaasschakelaar (2) omlaag in te stellen.
• Om de functie Stofblazen uit te schakelen, moet
de stofblaasschakelaar (2) omhoog worden
ingesteld.
Optimaal gebruik
• Klem het werkstuk vast. Gebruik klemgereed-
schap voor kleine werkstukken.
• Teken een lijn om de richting te bepalen waarin
het zaagblad moet worden geleid.
• Houd de machine stevig vast bij de handgreep.
• Stel de zaagsnelheid in.
• Stel de verstekhoek in.
• Stel de pendelpositie in.