Aansluiting van de slangen en buizen
(fig.12)
De verbindingsstukken van het toestel hebben een
nominale binnendoorsnee van 150 mm. Aan de uitlaten
van het toestel kunnen flexibele slangen of buizen
worden bevestigd. Hieronder wordt elke aansluiting
geïllustreerd door een Afbeelding die tevens de
richtingen van aan- en afvoer van de lucht aangeeft.
Afvoer vuile lucht naar buiten
(extract to external)
(fig.13)
Deze aansluiting wordt gebruikt om de vuile, reeds in de
warmtewisselaar behandelde lucht naar buiten te
brengen. De leiding waarop de afvoer moet worden
aangesloten moet thermisch geïsoleerd zijn (om te
vermijden dat condens ontstaat op de binnen- en
buitendelen) en tevens zijn voorzien van hulpmiddelen
die alle trillingen kunnen tegengaan. Als de uitlaat vanaf
het dak loopt verdient het aanbeveling om een
voorziening te treffen om condensvocht en het
binnenkomen van regenwater te voorkomen.
Aanzuigen van verse lucht van buiten
(supply from external)
(fig.14)
Deze aansluiting wordt gebruikt voor aanvoer van lucht
van buiten ; de bijbehorende leiding moet worden
geïsoleerd en voorzien van een voorziening die
eventuele trillingen kan dempen, om condensvorming te
voorkomen en geluid tegen te gaan.
Afzuigen van vuile lucht uit de woonruimten
(extract from internal)
(fig.15)
Deze aansluiting wordt gebruikt om de uit de diverse
woonruimten afgezogen lucht in het toestel binnen te
voeren. Deze leiding hoeft te worden geïsoleerd.
Aanvoer schone lucht naar woonruimten binnen
(supply to internal)
(fig.16)
16
16
15
15
14
14
13
13
12
12
AFVOER
VUILE LUCHT
NAAR
BUITEN
AANZUIGEN
VAN VERSE
LUCHT VAN
BUITEN
AFZUIGEN
VAN VUILE
LUCHT UIT DE
WOONRUIMTEN
AANVOER
SCHONE LUCHT
NAAR
WOONRUIMTEN
BINNEN
78
NEDERLANDS