76
Consignes de sécurité et de montage
Avertissement !
Des liaisons de conducteurs insuffisantes
risquent d’être à l’origine de court-circuit entraînant :
– des incendies de câbles
– le déclenchement de l’airbag
– l’endommagement des dispositifs de commande électroniques
– la défaillance des fonctions électriques (clignotants, feux de
freinage, klaxon, allumage, lumière)
Pour cette raison, observer impérativement les consignes suivantes :
Lors de travaux sur les conducteurs :
30
(Entrée de la batterie Plus directement),
15
(Plus connecté, derrière la batterie)
31
(Circuit de retour à partir de la batterie, masse)
L
(Lampes de clignotant gauche)
R
(Lampes de clignotant droit)
Le type de connexion le plus fiable est de
souder
les extrémités des
câbles entre elles et de les
isoler
.
Pour les connexions détachables, n’utiliser que des cosses de câble, des
connecteurs et des douilles à fiche plate isolés. N’utiliser ni sertissages
(connecteurs de circuit), ni dominos/serre-fils à vis.
Pour la connexion des câbles au moyen de cosses de câble, de
connecteurs ou de douilles à fiche plate, utiliser une pince à cosses.
Lors des raccordements de câbles sur 31 (masse) :
Visser le câble, avec cosse et rondelle dentelée sur une vis de masse
propre au véhicule, ou avec cosse, vis à tôle et rondelle dentelée sur
la tôle de la carrosserie.
Veiller à une bonne transmission de la masse !
Avertissement !
Etant donné le risque de court-circuit, toujours
déconnecter le pôle négatif de la batterie avant tous travaux sur le
système électrique du véhicule. Déconnecter aussi le pôle négatif
de toute autre batterie additionnelle éventuelle.
Attention !
La déconnexion du pôle négatif de la batterie implique
la perte des données sauvegardées de toutes les mémoires vives
du système électronique confort.
125
NL
Stap 1: Schakel de ontsteking in.
Stap 2: Bedien vervolgens binnen 10 secondnen gelijktijdig beide
toetsen van een actieve operationele handzender. De installatie
bevindt zich nu in de codeermodus. Ter bevestiging wordt
het voertuig vergrendeld.
Stap 3: Bedien de blauwe toets van de nieuwe handzender
totdat ter bevestiging van de nieuwe codering de centrale
vergrendeling geopend wordt.
Stap 4: Testen de nieuwe handzender. Werkt de nieuwe
handzender niet, dienen alle vorige procedures worden herhaald.
Centrale vergrendeling openen/sluiten
Het openen en sluiten van het voertuig geschiedt via de blauwe toets van
de handzender. Het openen wordt door twee knipperingen bevestigd. Het
sluiten wordt door één knippering bevestigd.
Na het openen van het voertuig wordt das binnenverlichting ingeschakeld
en na het inschakelen van de ontsteking of na 30 sec. weer uitgeschakeld
(alleen voor negatief aangesloten deurcontacten).
Komfort-functies schakelen
De uitgang voor Komfort-functies wordt via de grijze ingeschakeld (alleen
bij vergrendeld voertuig). Afhankelijk van de instelling van de ontvanger
wordt de uitgang gedurende 10 sec. geschakeld of zolang geschakeld, tot
een zendertoets wordt bediend. Het inschakelen van de comfortfunctie
wordt door een knippering bevestigd.
N.B. !!
De maximale uitgangsstroom (op minus aangesloten) voor
deze comfortfunctie mag 150 mA niet overschrijden. Bij aansturing
van grotere verbruikers moet een hulprelais (MT-RELAY) worden
aangebracht.
N.B. ! - Beknellingsgevaar!
Raamkrukken nooit zonder toezicht
laten sluiten.
Voor de onberispelijke werking van de afstandsbediening is een
storingvrije radiografische verbinding tussen zender en ontvanger vereist.
Bedieningshandleiding
Nacoderen van handzenders