51
Control Pro 250 M / 275 M
DE
NL
i
Let op de kwaliteit van de gebruikte afplaktape.
Gebruik op behang en geverfde ondergronden niet een te sterk hechtend tape om beschadigingen bij het verwijderen
te vermijden. Verwijder de tape langzaam en gelijkmatig; in geen geval schoksgewijs. Laat de oppervlakken alleen zo
lang als nodig is afgeplakt, om mogelijke resten bij het verwijderen te minimaliseren. Let ook op de instructies van de
tapefabrikant.
Voorbereiden van het materiaal
Met de Control Pro kunnen binnenwandverven, lakken en lazuurverven onverdund of licht verdund worden verspoten.
Gedetailleerde informatie vindt u in het technische datablad van de fabrikant (
downloaden via internet).
1. Roer het materiaal grondig op en verdun het in de verfverpakking conform de verdunningsaanbeveling (voor het oproeren
wordt een boormachine met roerder/mixer aanbevolen).
Verdunningsadvies
Te verspuiten materiaal
Beits
onverdund
Houtveredelingsmiddel, beits, olie, desinfectiemiddel, plantenbeschermingsmiddel
onverdund
Oplosmiddelhoudende of waterverdunbare lak, grondverf, autolak, hoogviskeuze beits
5 - 10% verdunnen
Binnenmuurverf (dispersies en latexverf)
0 - 10% verdunnen
i
De in de tabel genoemde waarden zijn
De in de tabel genoemde waarden zijn
richtwaarden
richtwaarden
. .
De voor het gebruikte materiaal optimale verdunning moet door een spuittest worden vastgesteld.
De voor het gebruikte materiaal optimale verdunning moet door een spuittest worden vastgesteld.
Details over het uitvoeren van de spuittest vindt u in de paragraaf "Spuittechniek".
Details over het uitvoeren van de spuittest vindt u in de paragraaf "Spuittechniek".
Montage
1.
1. Plaats de beide kleppen in het legvak.
Plaats de beide kleppen in het legvak.
2.
2. Draaggreep zoals op de afbeelding aangegeven plaatsen en door naar beneden drukken vast klikken. (Afb. 2)
Draaggreep zoals op de afbeelding aangegeven plaatsen en door naar beneden drukken vast klikken. (Afb. 2)
3.
3. Verwijder de afdekkappen aan slang en slangaansluiting. (Afb. 3)
Verwijder de afdekkappen aan slang en slangaansluiting. (Afb. 3)
4. Zet het spuitpistool op het dunnere einde van de slang (afb. 4, 1) en draai het pistool op de slang. Draai de schroefdraad met
een schroefsleutel (13) goed vast.
5. Draai de schroefdraad aan het andere einde van de slang op de slangaansluiting.
Houd met een schroefsleutel (16) de slangaansluiting vast en draai de slang met een andere schroefsleutel (17) vast. (Afb. 5)
6. Steek de aanzuigslang op de materiaalingang en zet hem vast met de klem. (Afb. 6)
7. Steek de retourleiding op de retouraansluiting en zet hem vast met de klem. (Afb. 7)
Bedieningselementen op het apparaat (Afb. 8)
Bedieningselementen op het apparaat (Afb. 8)
A
Met de drukregelaar kan de spuitdruk worden ingesteld.
De juiste spuitdruk is afhankelijk van het gebruikte materiaal.
Als de drukregelaar op 0 staat, is het apparaat uitgeschakeld.
B
Met de keuzeschakelaar kunnen volgende instellingen worden gekozen:
PRIME (Schakelaar staat verticaal)
•
Voor het vullen van het systeem met verf
•
Voor de drukontlasting
SPRAY (Schakelaar staat horizontaal)
•
Voor het effectieve spuiten met het systeem
Spuitpistool
Gevaar
Zet de trekker altijd vast in de vrije stand wanneer u het spuitmondstuk aanbrengt of wanneer het
spuitpistool niet in gebruik is.
•
Klap de handbeugelvergrendeling naar beneden om de handbeugel te vergrendelen (afb. 9, A).
•
Klap de handbeugelvergrendeling naar boven om de handbeugel te ontgrendelen (afb. 9, B).
i
Afhankelijk van het te verwerken materiaal moet een andere spuittip en een ander pistoolfilter worden gebruikt.
Voor dunvloeibare materialen
:
Spuittip 311
Filter rood
Voor dikvloeibare materialen
:
Spuittip 517/619
Filter wit