66
Control 150 M
NL
Uitlaatventiel vervangen
Het vervangen van het uitlaatventiel kan nodig zijn,
wanneer het spuitresultaat ook na het uitvoeren van
alle in dit handboek onder "Storingen bij spuiten
verhelpen" vermelde stappen niet naar tevredenheid
is.
1) Verwijder de hogedrukslang
met twee schroefsleutels
van het uitlaatventiel.
2) Draai de schroef
(inbussleutel 2,5 mm) aan
de onderkant van het
uitlaatventiel los, maar
verwijder deze niet.
3) Verwijder het uitlaatventiel
met een schroefsleutel van
het basisapparaat.
4) Controleer het uitlaatventiel
en reinig dit grondig (met
name de kogelzitting aan
de achterkant). Indien nodig
vervangen.
5) Het inwendige van de
uitlaatventielbehuizing
controleren. Verfresten
verwijderen.
6) Plaats het nieuwe of
gereinigde uitlaatventiel
weer terug (met een
steeksleutel in de
uitlaatventielbehuizing
vastdraaien).
7) Draai de schroef weer vast.
WAARSCHUWING
Draai de schroef stevig vast om de aarding van de
slang en het spuitpistool te garanderen.
ONDERHOUD / OPSLAG
Kortstondige opslag (maximaal 8 uur)
Buiten bedrijf stellen
1) Alle stappen van de procedure
APPARAAT DRUKLOOS
MAKEN
(pagina 60) uitvoeren.
O
2) Langzaam een half kopje water op de verf gieten, om
uitdroging daarvan te voorkomen. Het deksel weer op
de tank plaatsen.
3) De spuitpistooleenheid in een vochtige doek wikkelen en
in een plastic zak steken. De zak luchtdicht afsluiten.
4) De netkabel van het spuitapparaat verwijderen.
5) Voor kortstondige opslag het spuitapparaat op een
veilige plaats en uit de zon plaatsen.
Inbedrijfstelling
1) Het pistool uit de plastic zak
halen en het water door de
verf roeren.
2) Controleren, dat de PRIME/
SPRAY-schakelaar in de
PRIME-stand staat.
3) De netkabel van het
spuitapparaat insteken
en de schakelaar op AAN
zetten.
4) De PRIME/SPRAY-schakelaar
in de SPRAY-stand zetten.
5) Het spuitapparaat op een
geschikt oppervlak testen
en met het spuitwerk
beginnen.
l