Spuitpistool W 90
31
NL
Let op!
Bij het gebruik van elektrisch gereedschap dient men ter
voorkoming van elektrische schokken, verwondings- en
brandgevaar steeds de volgende veiligheidsmaatregelen in acht te
nemen:
Voor het in bedrijf nemen van het apparaat de bedienings-
handleiding nauwkeurig doorlezen en veiligheidsinstructies
opvolgen. Bedieningshandleiding zorgvuldig bewaren.
Let op! Na elk gebruik het spuitpistool grondig reinigen.
Niet
gereinigde spuitpistolen kunnen functiestoringen
veroorzaken! Voor storingen die door verontreinigingen
worden veroorzaakt, bestaat geen aanspraak op
garantie. Bij storingen het
gereinigde
apparaat
nogmaals uitproberen, alvorens het naar de service-
afdeling te sturen.
Veiligheidsinstructies voor spuitpistolen
1. Spuitmateriaal komt onder hoge druk uit de sproeier.
Let op!
Gevaar voor verwonding – Sproeistraal niet op mensen of
dieren richten. Bij een huidverwonding door verf of
oplosmiddel onmiddellijk een arts voor snelle,
vakkundige behandeling consulteren. De arts informeren
over de gebruikte verfsoort of het oplosmiddel.
2. Met het spuitpistool uitsluitend lakken en oplosmiddelen of
andere vloeistoffen met een vlampunt van 21° C of hoger spuiten
(zie aanduiding op de verpakking. Gevarenklasse A II en A III
zijn toegestaan).
3. In werkplaatsen, die onder de beschermingswet voor gebruik
van explosiegevaarlijke stoffen vallen, mag het apparaat niet
worden gebruikt.
4. Om explosiegevaar bij spuitwerkzaamheden te vermijden, moet
voor een goede natuurlijke of kunstmatige ventilatie worden
gezorgd.
5. Tijdens het spuiten mogen zich in de omgeving geen
ontstekingsbronnen zoals b.v. open vuur, het roken van
sigaretten, vonken, gloeiend draad, hete oppervlakten bevinden.