38
W 450 SE
NL
Wijzigen van de transporthoeveelheid met elektronische
vierstandenregeling (Afb. 7 + 8)
Met elke toetsdruk wordt de pompsnelheid van het spuitpistool met één stap verlaagd.
De maximale transporthoeveelheid wordt zo in 4 stappen verlaagd van 100% tot 12%.
Na het bereiken van het laagste niveau (12%) wordt het spuitpistool met de volgende
toetsdruk weer naar de volledige pompsnelheid (100%) geschakeld. De toets kan zowel
tijdens bedrijf als bij stilstand worden bediend.
Transporthoeveelheid
Fijnafstelknop maximaal: toets op 100% = max. 350 g/min.
Fijnafstelknop minimaal: toets op 12% = min. 25 g/min.
i
De regeling met de fijnafstelknop beïnvloed het spuitbeeld (aanvullend op
de elektronische instelling) afhankelijk van het te verspuiten materiaal en de
verdunning. Het best kan de optimale instelling worden bepaald met een
spuitproef. Zie Gebruikstabel op pagina 36.
Spuittechniek
Het resultaat hangt duidelijk af van het object, dit moet glad en stofvrij zijn.
•
Het is aan te bevelen, voordat u tot spuiten overgaat eerst een proef te nemen, op
•
papier of ander materiaal om de juiste spuitafstand te ontdekken.
Beker niet leegspuiten. De zuigbuis moet altijd in de vloeistof steken.
•
Bij het aanzuigen van lucht kunnen er grotere druppels ontstaan.
Bij het spuiten het verfpistool zo recht mogelijk houden. Bij het spuiten van een plafond
•
(naar boven gericht) of naar beneden (b.v. een deur plat neergelegd) kunt u het
buigzame
verlengstuk
(Illus. 12 +13/ toebehoren) gebruiken.
Nooit direct op het te spuiten object beginnen, maar ervoor en erna eindigen.
•
Met een kleine aangemaakte hoeveelheid verf beginnen, om niet zoveel verf tegelijk
•
aan te brengen. Beter is eerste laag dun opbrengen om daarna, wanneer de lak iets
opgedroogd is, nog een keer te spuiten. Dit voorkomt lopers doordat de verf te dik
gespoten wordt.
De afstand van de sproeier tot het object is afhankelijk van de spuithoeveelheid. Met
•
een geringe spuithoeveelheid is het mogelijk zeer dichtbij het object te spuiten. Daarbij
blijft de spuitnevel zeer gering.
Het spuiten moet gelijkmatig gebeuren. Vertragen of versnellen veroorzaken een
•
onregelmatig spuitbeeld. Vlekkerig, druipen of een sinaasappeleffekt is dan het re-
sultaat.
Niet vanuit de pols spuiten, maar vanuit de arm (Illus. 5). Omdat er tijdens het spuiten
•
altijd dezelfde afstand tussen het pistool en het object moet zijn.
De beste methode voor een goed resultaat is kruislings spuiten (Illus. 6).
•