80
81
Uitvoering: Materiaalaansluiting
1. Bevestig de persluchtslang op de luchtleiding (gezuiverde perslucht) en op de
luchtaansluiting van het spuitpistool.
2. Bevestig de materiaaltoevoerslang op het drukvat van het materiaal of de
materiaaldrukregelaar van een pompinstallatie en op de materiaalaansluiting
van het spuitpistool.
3. Vul het materiaaldrukvat met materiaal en sluit het deksel.
4. Stel op de persluchtreductieklep de gewenste materiaaldruk in; bij de materiaal-
toevoer via pompsystemen wordt de materiaaldruk door middel van een instel-
sleutel op de materiaaldrukregelaar ingesteld.
5. Open de materiaalkraan op het drukvat.
6. Om de in de materiaalslang zijnde lucht te laten ontwijken, gebruikt u de trekker
zolang totdat er een gelijkmatige materiaalstraal uit de spuitkop komt; nu kan het
pistool weer worden dichtgezet.
Het pistool is nu bedrijfsgereed.
5
In bedrijf stellen en bediening
Voordat u het spuitpistool in bedrijf stelt, moet aan de volgende voorwaard zijn
voldaan: De materiaaldruk mag niet hoger dan 8 bar zijn ingesteld. De luchtdruk mag
niet hoger zijn dan 8 bar.
1. Stel het spuitpistool in bedrijf om een spuitbeeldtest te maken. Het spuitbeeld
kan worden uitgevoerd op een testwerkstuk, plaat, karton of papier.
2. Wijzig zo nodig de instellingen op het spuitpistool
Let bij de bediening van het spuitpistool vooral op de onderstaandfe veiligheidsin-
structies!
•
Draag de voorgeschreven ademhalingsbescherming en werkkleding, als u met
het spuitpistool materialen verspuit. Rondzwevende deeltjes vormen een gevaar
voor uw gezondheid.
•
Draag oorbescherming tijdens het werken met het spuitpistool. Het door het
spuitpistool geproduceerde geluidsniveau bedraagt ca. 85 dB (A) (PILOT III F,
PILOT III K) resp. ca. 83 dB (A) (PILOT III F-MP).
•
Tijdens het werk is vuur, niet afgeschermd licht en roken verboden Bij het
verspuiten van licht ontvlambare materialen (b.v. lakken, lijm) bestaat een
verhoogd gezondheids-, explosie- en brandrisico.
•
Houd bij het verspuiten van materialen geen handen of andere lichaamsdelen
voor de onder druk staande spuitkop van het spuitpistool – letselrisico.
•
Het spuitpistool moet na affloop van het werk altijd drukvrij worden gemaakt. De
onder druk staande leidingen kunnen springen en door het uitstromende
materiaal in de buurt staande personen verwonden.
6
Spuitbeeld wijzigen
U kunt bij de PILOT III F / III K het spuitbeeld wijzigen door de volgende instellingen.
Materiaaldruk regelen
(uitvoeringen voor materiaalaansluiting):
U kunt de materiaaldruk uitsluitend aan de pomp of aan het drukreservoir regelen.
Let hierbij op de aanwijzingen en veiligheidsinstructies van de fabrikant.
6.1
Gebreken van een spuitbeeld verhelpen
Test spuitbeeld
Afwijking
vereiste instelling
Spuitbeeld is in het mid-
den te dik
• bredere spuitstraalvorm
instellen
Spuitbeeld is aan de uit-
einden te dik
• rondere spuitstraalvorm
instellen
Spuitbeeld is tamelijk grof
qua druppels
• verstuiverluchtdruk verhogen
Materiaallaag is in het
midden van het spuit-
beeld zeer dun
• verstuiverluchtdruk verlagen
Spuitbeeld is in het mid-
den gespleten
• spuitkopdiameter vergroten
• verstuiverluchtdruk verlagen
• materiaaldruk vergroten
Spuitbeeld is zeer balach-
tig
• materiaaldruk verkleinen
• verstuiverluchtdruk vergroten
Luchtaansluiting
Brede resp ronde straal instellen
De regelschroef dient voor de regeling van de breedte van de
spuitstraal. De spuitstraal wordt een brede straal door te
draaien naar links (naar buiten schroeven), en een ronde
straal door te draaien naar rechts (naar binnen schroeven).
Materiaaldoorstroomvolume instellen
Het materiaalvolume kan worden geregeld door de stel-
schroef naar binnen of naar buiten te draaien. Door draaien
naar links (naar buiten schroeven) wordt het materiaalvolu-
me vergroot, door draaien naar rechts (naar binnen schroe-
ven) verkleind.
Materiaal
aansluiting
nagestreefd spuitresultaat