71
70
4
Toevoerleidingen aansluiten
Waarschuwing
Luchtslangen die worden bevestigd met een slangdoorvoertulle, moeten extra met
een slangklem geborgd zijn.
5
In bedrijf stellen en bediening
Voordat u het spuitpistool in bedrijf stelt, moet aan de volgende voorwaard zijn
voldaan:
De materiaaldruk mag niet hoger zijn ingesteld dan 8 bar. De luchtdruk mag niet
hoger zijn dan 8 bar.
1. Stel het spuitpistool in bedrijf om een spuitbeeldtest te maken. Het spuitbeeld
kan worden uitgevoerd op een testwerkstuk, plaat, karton of papier.
2. Wijzig zo nodig de instellingen op het spuitpistool.
Luchtaansluiting
Materiaal-
aansluiting
Let bij de bediening van het spuitpistool vooral op de onderstaandfe veilig-
heidsinstructies!
•
Draag de voorgeschreven ademhalingsbescherming en werkkleding, als u met
het spuitpistool materialen verspuit. Rondzwevende deeltjes vormen een gevaar
voor uw gezondheid.
•
Draag oorbescherming tijdens het werken met het spuitpistool. Het door het
spuitpistool geproduceerde geluidsniveau bedraagt ca. 83 dB (A).
•
Tijdens het werk is vuur, niet afgeschermd licht en roken verboden. Bij het
verspuiten van licht ontvlambare materialen (b.v. lakken) bestaat een verhoogd
gezondheids-, explosie- en brandrisico.
•
Houd bij het verspuiten van materialen geen handen of andere lichaamsdelen
voor de onder druk staande spuitkop van het spuitpistool – letselrisico.
•
Het spuitpistool moet na affloop van het werk altijd drukvrij worden gemaakt. De
onder druk staande leidingen kunnen springen en door het uitstromende
materiaal in de buurt staande personen verwonden.
6
Spuitbeeld wijzigen
U kunt bij de PILOT Trend het spuitbeeld wijzigen door de volgende instellingen.
Materiaaldruk regelen:
Materiaalaansluiting:
De materiaaldruk kunt u alleen regelen aan de pomp of aan het drukvat. Neem
daarbij de aanwijzingen en veiligheidsinstructies van de fabrikant in acht.
Brede resp ronde straal instellen
De regelschroef dient voor de regeling van de
breedte van de spuitstraal. De spuitstraal wordt een
brede straal door te draaien naar links (naar buiten
schroeven), en een ronde straal door te draaien naar
rechts (naar binnen schroeven).
Materiaaldoorstroomvolume instellen
Het materiaalvolume kan worden geregeld door de
stelschroef naar binnen of naar buiten te draaien.
Door draaien naar links (naar buiten schroeven)
wordt het materiaalvolume vergroot, door draaien
naar rechts (naar binnen schroeven) verkleind.
Luchtvolume van de veratuiver istellen
Het luchtvolume van de verstuiver kan worden
geregeld door de stelknop naar binnen of naar
buiten te draaien. De luchtdruk van de versuiver
wordt ingesteld op de persluchtreduceerklep van de
compressorinstallatie. Let op de aanwijzingen en
veiligheidsinstructies van de fabrikant.
Uitvoering: Beker met druppelaar
1. Bevestig de persluchtslang op de luchtleiding
(gereinigde perslucht) en op de luchtaansluiting
van het spuitpistool.
2. Vul de beker met druppelaar met gezeefd materi-
aal. Sluit de beker met druppelaar.
3. Schakel de perasluchttoevoer in.
Het pistool is nu bedrijfsgereed.
Uitvoering:
Materiaalaansluiting
1. Bevestig de drukslang aan de luchtleiding (gezui-
verde perslucht) resp. een luchtreiniger en aan de
luchtaansluiting (pos. 24) van het spuitpistool.
2. Bevestig de materiaaltoevoerslang aan het mate-
riaaldrukvat resp. de materiaaldrukregelaar van
een pompinstallatie en aan de materiaalaanslui-
ting (pos. 27) van het spuitpistool.
3. Doe materiaal in het materiaaldrukvat en sluit het
deksel af.
4. Stel aan de persluchtreduceerklep de gewenste
materiaaldruk in; bij materiaaltoevoer via pomp-
systemen wordt de materiaaldruk ingesteld met
een instelsleutel aan de materiaaldrukregelaar.
5. Open de materiaalkraan aan het drukvat.
6. Om de lucht in de materiaalslang te laten ont-
snappen haalt u de trekker zo lang over, tot er
een gelijkmatige materiaalstraal uit de sproeier
komt; nu kan het pistool weer gesloten worden.
Het pistool is nu operationeel.
Luchtaansluiting