66
67
4
Montage
Het spuitpistool is door de fabrikant volledig gemonteerd. Voordat u het spuitpistool
in bedrijf kunt nemen, moeten eerst het volgende geheuren:
4.1
Bevestiging van het spuitpistool
Bevestig het spuitpistool aan een geschikte, stevige houder, zoals beschreven in
het volgende voorbeeld:
4.2
Aansluiten van de toevoerleidingen
Gevaar
Let erop, dat u de aansluitingen voor de stuur- en de verstuivingslucht niet met elk-
aar verwisselt - gevaar voor letsels.
Het spuitpistool is nu volledig gemonteerd en kan in bedrijf worden gesteld.
PILOT WA XV HVLP
1. Schuif het spuitpistool met boorgat
12
mm op het
-profiel van de houder.
2. Richt het spuitpistool op het te behandelen
werkstuk.
Verschuif en draai hiervoor het spuitpistool
in de lengteas van het profiel.
3. Draai cilinderschroef
vast met een zes-
kant dopsleutel (8) vast.
1. Schroef de toevoerleiding
• van de verstuivingslucht aan de met
“SPRITZLUFT”
gemarkeerde aansluiting
van het spuitpistool (G 1/4").
• van de besturingslucht aan de met
“STEUERLUFT”
gemarkeerde aanslui-
ting
van het spuitpistool (G 1/4").
• van de materiaaltoevoer aan de aanslui-
ting
van het spuitpistool (G 3/8").
2. Draai de drie zeskantmoeren
van de
aansluitingen vast met de
gereedschapssleutel.
SPRITZLUFT
STEUERLUFT
5
Bediening
5.1
Veiligheidsinstructies
Let bij de bediening van het spuitpistool in het bijzonder op de volgende veiligheids-
instructies!
•
Draag adembescherming en werkkleding die aan de voorschriften beantwoor-
den, als u met het spuitpistool materialen verstuift. Zwevende deeltjes zijn een
gevaar voor uw gezondheid.
•
Draag bij het werken met het spuitpistool een oorbescherming. Het geluidsni-
veau van het spuitpistool bereikt ca. 86 db(A) en kan schade aan het gehoor
veroorzaken.
•
Vuur, open licht en roken is verboden in de werkruimte. Bij het verstuiven van
licht ontvlambare stoffen (zoals lakken, lijmen en reinigingsmiddelen) is er ver-
hoogd risico op brand en ontploffing.
5.2
Ingebruikname en buitengebruikstelling
Voordat u het spuitpistool in gebruik neemt, moet aan de volgende voorwaarden
voldaan zijn:
•
De toevoer van verstuivingslucht naar het spuitpistool staat onder druk.
•
De materiaaltoevoer staat onder druk.
•
De toevoer van besturingslucht naar het spuitpistool staat onder druk.
Opgelet
De materiaaltoevoerdruk mag niet hoger ingesteld zijn dan
•
10 bar bij WA XV
•
15 bar bij WA XV met trekker / WA XV-HVLP
aangezien de betrouwbare werking van het spuitpistool anders niet gewaarborgd is.
Stel de besturingsluchtdruk in op
•
maximaal 8 bar,
zodat het spuitpistool in gebruik kan worden genomen.
U kunt het spuitpistool in gebruik nemen en in bedrijf stellen door het 3/2-wegsstu-
urventiel te activeren (zie de handleiding van de fabrikant van de installatie).
Opgelet
Na beëindiging van het werk moet de druk aan het spuitpistool altijd worden uitge-
schakeld. Onder druk staande leidingen kunnen barsten en personen in de onmid-
dellijke omgeving kunnen door het vrijkomende materiaal worden verwond.
5.3
Het spuitprofiel testen
Het spuitprofiel moet altijd worden getest als:
•
het spuitpistool voor het eerst in gebruik wordt genomen.
•
ander verstuifmateriaal wordt gebruikt.
•
het spuitpistool voor onderhouds- of herstellingswerkzaamheden werd gede-
monteerd.
Het spuitprofiel kan worden getest op een testwerkstuk, een metalen plaat, karton of
papier.
PILOT WA XV HVLP