5
Wanneer de slang in afgerolde positie is gedraaid, de slang helemaal afrollen tot het
einde en langzaam weer oprollen terwijl u de slang begeleidt (niet loslaten!).
6. ONDERHOUD
Om de levensduur van de waterslanghaspel zo lang mogelijk te maken raden wij u
aan de volgende onderhoudsvoorschriften op te volgen.
•
Dompel de haspel niet onder in water. Als de slang erg vuil is, de slang
schoonmaken voordat u hem oprolt.
•
Stel de haspel niet voor lange tijd bloot aan zonlicht (temperatuur boven de 45ºC),
dit kan de levensduur van de haspel nadelig beïnvloeden. Installeer de haspel op
een beschutte plaats in de schaduw en voorkom dat de regen het apparaat
aantast.
•
Laat de slanghaspel niet buiten hangen bij temperaturen rond of onder het
vriespunt (beneden de 5 ºC). Door de kou wordt de slang minder flexibel en
moeilijker op te winden.
•
Na gebruik de waterkraan dichtdraaien en de nozzle openen om de druk af te
voeren.
•
De slang mag beslist niet in aanraking komen met chemicaliën of stoffen als
aceton, terpentine, melkzuur enz.
•
Voordat u de slanghaspel opbergt en in geval van bevriezingsgevaar, alle water
uit de slang aftappen.
7. STORINGEN
Indien de slang niet op wil rollen, is de veer misschien uitgerekt. Draai de veer aan
met 1 – 2 slagen en ga als volgt te werk:
1. Verwijder het linkerdeksel (fig. 2)
2. De hoofdveer vastzetten.
3. Vervolgens uit de haspel halen.
4. De veer 1 of 2 slagen met de klok meedraaien.
5. De veer terugplaatsen in de haspel.
6. Het linkerdeksel terugplaatsen.