28
NL
3.3
Instructies voor hermontage
3.4 Reparatiekits
DN
A
B
C
D
E
F
Max.
toelaatbare
koppels *
”
mm
mm
mm
mm
mm
mm
mm
Nm
2 1/2
65
185
356
155
326
63
180
40
3
80
200
440
173
337
63
200
40
4
100
220
530
201
434
80
255
40
6
150
285
630
230
456
80
310
110
8
200
340
763
272
499
80
390
300
10
250
395
763
272
499
80
390
300
* Max. koppel voor het vastzetten van de dekselbouten van de terugstroombeveiliging
OPGELET: tijdens de montage moet er siliconenvet op de O-ringen worden aangebracht.
Plaats de keerklep
• Breng de 1e keerklep in zijn boring (8) aan (9). Duw vervolgens met behulp van een hefboom (onderste deel in de
afvoerklepboring) en een plastic wig de subassemblage op zijn plaats.
• Belangrijk: zorg ervoor dat dat de zitting van de afvoerklep is verwijderd
• Monteer de tweede keerklep op dezelfde manier.
Plaats de afvoerklep
• Monteer de afvoerklep in zijn boring. Duw hem indien nodig aan met een plastic staaf.
• Plaats de veer van de afvoerklep op de zitting (5).
Droog vóór de laatste bewerking zorgvuldig de oppervlakken (schacht - deksel) die met het membraan in contact komen. Indien het
membraan voor een tweede keer wordt gemonteerd, breng er dan talkpoeder op aan.
• Plaats de afvoerklep in het deksel op het werkstation.
Let op de richting van het membraan
• Draai de subassemblage en plaats de schroeven op het deksel.
• Neem de unit en plaats de afvoerklep voorzichting in de veer en vervolgens in de zitting.
BELANGRIJK: hoekbewegingen moeten zo klein mogelijk zijn.
De schroeven met de volgende aanhaalkoppels vastzetten: DN65: 80 mN - DN80: 90 mN - DN100: 130 mN
Plaats de afvoertrechter
(2)
• De afvoertrechter wordt met bouten en moeren op het huis op zijn plaats gehouden. Om hem te vervangen, de schroeven uit de
uitsparing in het huis verwijderen.
• Schroef hem vervolgens handmatig vast tot hij tegen de afvoerklep komt (10).
Specificatie voor DN200 en DN250:
• Demontage van de bovenstroomse en onderstroomse keerklep: breng twee schroeven aan in de bovenstroomse en
benedenstroomse draadgaten (M10) om de bovenstroomse en benedenstroomse subassemblage uit hun boring te verwijderen.
Verwijder ze vervolgens uit de schacht.
• Montage van de nieuwe subassemblage (bovenstroomse en benedenstroomse keerklep): de eerste subassemblage in de
schachtboring aanbrengen, vervolgens met een hefboom onderin de schacht (afvoerklepzitting verwijderd), de subassemblage op
zijn plaats duwen.
• Opmerking: de bovenstroomse zitting is voorzien van een externe inkeping die in het onderste gedeelde van de schacht moet
worden geplaatst. Vergeet niet de twee veiligheidsafdichtingen (13) weer aan te brengen. Hermontage van de afvoerklepzitting (5)
en de veer (6).
Er zijn reparatiekits beschikbaar waarmee het specifieke defecte onderdeel op de BA 009MC terugstroombeveiliging kan worden
vervangen
BA 009MC