Nederlands
Inbouw- en bedieningsvoorschriften – Wilo-HiControl 1/FC
37
2.5 Veiligheidsaanwijzingen voor de gebruiker
Dit apparaat is niet bedoeld om te worden gebruikt door personen (kinderen
inbegrepen) met verminderde fysieke, sensorische of geestelijke vermogens of
gebrekkige ervaring en/of kennis, behalve als zij onder toezicht staan van een voor
de veiligheid verantwoordelijke persoon of van deze persoon instructies hebben
gekregen over het gebruik van het apparaat.
Zie erop toe dat er geen kinderen met het apparaat spelen.
• Wanneer hete of koude onderdelen aan het product of de installatie een gevaar
vormen, dient de klant voor een bescherming te zorgen die contact met de onder-
delen verhindert.
• De aanrakingsbeveiliging voor beweegbare onderdelen (bijv. koppeling) mag niet
worden verwijderd terwijl het product in bedrijf is.
• Lekkages (bijv. asafdichting) van gevaarlijke transportmedia (bijv. explosiegevaar
-
lijke stoffen, giftige stoffen, hete stoffen) moeten zo worden verholpen dat er
geen gevaar meer bestaat voor personen of het milieu. Nationale wettelijke bepa-
lingen dienen te worden nageleefd.
• Gevaren verbonden aan het gebruik van elektrische energie dienen te worden ver-
meden. Zowel de plaatselijke of algemene bepalingen (IEC, VDE enz.) als de voor-
schriften van het energiebedrijf moeten in acht worden genomen.
2.6 Veiligheidsvoorschriften voor montage- en onderhoudswerkzaamheden
De gebruiker dient erop te letten dat alle onderhouds- en montagewerkzaamhe-
den door geschoold en voldoende geïnformeerd gekwalificeerd personeel na zorg-
vuldig doorlezen van de inbouw- en bedieningsvoorschriften worden uitgevoerd.
De werkzaamheden aan het product/de installatie mogen uitsluitend bij stilstand
worden uitgevoerd. De in de inbouw- en bedieningsvoorschriften beschreven pro-
cedure voor het stilzetten van het product/de installatie moet onvoorwaardelijk in
acht worden genomen.
Alle veiligheids- en beschermingsinrichtingen dienen direct na het afronden
van de werkzaamheden op hun plaats te worden gelegd en in bedrijf te worden
genomen.
2.7 Eigenmachtige ombouw en vervaardiging van reserveonderdelen
De eigenmachtige ombouw en eigenmachtige vervaardiging van reserveonder-
delen brengen de veiligheid van het product/de installatie in gevaar en maken de
door de fabrikant met betrekking tot de veiligheid gestelde verklaringen ongeldig.
Wijzigingen van het product zijn alleen toegestaan na overleg met de fabrikant.
Originele onderdelen en door de fabrikant toegestane toebehoren komen de vei-
ligheid ten goede. Gebruik van andere onderdelen doet de aansprakelijkheid van
de fabrikant voor daaruit voortvloeiende gevolgen vervallen.