28
Inbedrijfstelling
De compressor dient op een effen oppervlak, of op een
stelplaats met een helling van ten hoogste 10°, in een
goed verluchte ruime opgesteld te worden. Indien de stel-
plaats schuin en glad is, dient u er zeker van te zijn dat
de compressor tijdens de werking niet verschuift. Indien
de compressor op een console of kast gezet wordt, moet
hij op aangepast wijze bevestigd worden, zodat hij er niet
af kan vallen.
Persluchtaansluitingen: Verzeker u ervan dat de gebruikte
persluchtslangen in verband met hun maximale drukbelas-
ting overeenstemmen met de voorzieningen van de com-
pressor.
OPGELET:
De omgevingstemperatuur is voor een storingvrije werking
0°C - + 25°C (max. 45°C)
• Bij pauzeren/onderbreken van de werking de schakelaar
op „0„ (UIT) zetten.
• De compressor niet continu gebruiken, de max. inscha-
keltijd bedraagt 20 minuten per uur.
• Let erop dat enkele onderdelen van de compressor, zoals
de kop en de druk sterk kunnen verhitten. Deze onder-
delen wegens verbrandingsrisico niet aanraken.
• De compressor enkel aan het handvat vervoeren.
• Na gebruik van de compressor altijd de stroomstekker
uittrekken.
• De compressor is met een overdrukventiel uitgerust.
Indien er tijdens de werking geen lucht afgenomen
wordt, opent het overdrukventiel automatisch en laat de
lucht bij het bereiken van de maximale druk ontsnap-
pen. De compressor schakelt zich bij het bereiken van
de maximale druk niet zelf uit.
• De werkdruk is vast ingesteld en kan niet veranderd wor-
den.
m
Elektrische aansluiting
Elektrische aansluitleidingen moeten voldoen aan de des-
betreffende VDE- en DIN-bepalingen en de plaatselijke
voorschriften van het eindgebruikercertificaat. Gebruik
enkel aansluitleidingen met aanduiding H 07 RN. Een
opdruk van de typeaanduiding op de aansluitkabel is ver-
plicht. Verlengsnoeren moeten tot 25 m lengte een door-
snede van 1,5 vierkante millimeter hebben, vanaf 25 m
een lengte van minstens 2,5 vierkante millimeter.
NL