65
64
Bovenfrees NL
b) Vooraf instellen van verschillende
freesdiepten
Als er voor het verwerken van een werkobject
meerdere verschillende freesdiepten nodig
zijn, kunnen deze ook met behulp van de
trapbuffer vooraf ingesteld worden.
6. TOEVOERRICHTING (Zie b, c)
De richting waarop het materiaal in de
bovenfrees komt, moet altijd tegengesteld zijn
aan de draairichting van de frees (opwaarts
frezen).
Als u met de draairichting van de frees mee
freest (neerwaarts frezen), kan de frees
losbreken, waardoor u er geen controle meer
over heeft.
7. FREESPROCES
Stel de freesdiepte in zoals eerder beschreven.
Plaats de bovenfrees op het werkobject.
Maak de klem los door deze met de klok mee
te draaien en laat de bovenfrees langzaam
zakken totdat de dieptestop de trapbuffer
raakt. Vergrendel de bovenfrees in die stand
door de klem tegen de klok in weer vast te
draaien en schakel daarna de bovenfrees in.
Zorg ervoor dat er een constante toevoer van
materiaal in de bovenfrees komt. Als u klaar
bent, schuift u de bovenfrees weer naar boven
en schakelt u hem uit.
8. FREZEN MET DE GELEIDEBUS
De geleidebus (24) maakt het mogelijk om met
een mal te frezen of om een patroon te frezen
op de werkobjecten.
Plaats de geleidebus boven de opening in
het midden van de grondplaat en lijn de twee
doorgangsopeningen in de onderkant van de
grondplaats met de verzonken boorgaten in
de geleidebus. Bevestig de geleidebus met de
meegeleverde moeren en schroeven.(Zie D).
9. FREESPROCES (Zie E)
WAARSCHUWING: Kies een frees
met een kleinere diameter dan de
binnendiameter van de geleidebus.
Plaats de bovenfrees met de geleider tegen
de mal. Draai de klem met de klok mee los
en laat de bovenfrees langzaam richting
het werkobject zakken totdat de ingestelde
freesdiepte is bereikt.
Plaats de bovenfrees met de geleidebus
tegen de mal, terwijl u zachte zijwaartse druk
uitoefent.
OPMERKING:
De mal moet minstens 8
mm dik zijn. Dit komt door de hoogte van de
geleidebus.
10. TOEPASSINGEN VORMEN
Om een toepassing te vormen zonder parallel
geleider, moet de bovenfrees uitgerust
worden met een zoeker of een kogellager.
Plaats de bovenfrees zijwaarts tegen het
werkobject aan en laat de frees met het
werkobject in contact komen totdat de zoeker
of de kogellager van de bovenfrees de hoek
van het te verwerken werkobject raakt. Leid
met gebruik van beide handen de bovenfrees
langs de hoek van het werkobject, terwijl u
ervoor zorgt dat de voetplaat stevig staat.
Te veel druk kan de hoek van het werkobject
beschadigen.
11. FREZEN MET BEHULP VAN DE
PARALLEL GELEIDER (Accessoire, Zie
Figuren F, G)
• Schuif de parallel geleider (21) met de
geleiderstaven (27) in de grondplaat (10) en
bevestig ze volgens de gewenste maat met de
vleugelbouten(12).
• Schuif de parallel geleider (21) met de
geleiderails (27) in de voetplaat (10) en draai
deze op de gewenste afstand vast met behulp
van de borgschroeven (12).
Geleid de machine gelijkmatig langs de rand
van het werkobject, waarbij u zijwaartse druk
uitoefent op de parallel geleider (21).
12. FFREZEN VAN CIRKELVORMIGE
BOOGPROFIELEN (Zie H, I)
• Keer de parallelle geleider om (met
het oppervlak naar boven) en steek de
geleidestaven in de voetplaat. Maak de
centreerpin (22) vast aan de parallelle geleider
(door het gat) met een vleugelbout (28).
• Steek de centreerpin in het gemarkeerde
midden van de cirkelvormige boog en de
geleiderouter met gelijkmatige aanvoer langs
de oppervlakte van het werkstuk.